Nadat Nederland zich overgeeft aan Duitsland in 1940, moet Wiardus Rengers Hora Siccama zich melden voor krijgsgevangenschap. Hij duikt onder en komt in Putten terecht. Daar gaat hij bij het Verzet.
De vader van Wiete is professor en lid van de NSB. Zijn moeder is Duits, maar tegen de Nazi’s. Zelf is Wiete Duitsgezind, maar spoedig na de Duitse inval komt hij tot inkeer. Omdat hij het contact met zijn vader verbreekt en daardoor geen financiële steun meer ontvangt, weet hij zich geen raad. Hij legt zijn situatie uit aan de burgermeester van Putten, Van Geen, en die neemt hem in huis. Wiete verlooft zich met zijn dochter Cocky en raakt bevriend met zoon Hendrik. Hij sluit zich aan bij het Verzet, zijn schuilnaam wordt dan Eduard.
Op 30 september 1944 is Wiete weer in Putten, nu met zeven andere verzetsmannen. Ze plegen een aanslag op een auto met daarin vier Duitse militairen. De gevolgen voor deze aanslag zijn verschrikkelijk voor Putten. Er komt een razzia, die kost aan 552 mannen het leven.
Op negen november 1944 wordt Wiete, samen met broer en zus Van Geen, gearresteerd als ze terug komen van een spoorwegsabotage. Tot 30 november verblijven ze in Nijkerk, daarna worden ze verhoord en mishandelt in de Koning Willem III kazerne. Geen van hen liet iets los en in december kwamen ze in Kamp Amersfoort terecht, waar ze bleven tot 31 januari 1945. Volgens het kaartje met Häftlings-Geldverwaltung blijkt dat Wiete, toen hij in 1944 aankwam in Kamp Amersfoort, 140 gulden bij zich had. Tijdens zijn ‘verblijf’ had hij fl. 7.50 opgemaakt en op 31-1-1945 nog fl. 132,50 over.
Op 31 januari 1945 worden ze samen voor verhoor teruggehaald naar de Willem III-kazerne in Apeldoorn. Door het bekennen van verzetsstrijder Luther Kortlang uit Ermelo begrijpt de Sicherheitsdienst dat er piloten ondergedoken hebben gezeten op Huize Bijstein en dat Wiete en Hendrik meer op hun kerfstok hebben dan aanvankelijk gedacht. Op 31 januari gaan ze met drie mannen van de SD mee, Dirckx, Touseul en chauffeur Samler. Wiete heeft een pakje bij zich waarvan hij zegt dat er boterhammen in zitten. Er blijkt een beitel in te zitten. Achterin zit de linkerhand van Wiete geboeid aan de rechterhand van Hendrik. Dirckx zit tussen hen in.
Als ze ter hoogte van het munitiedepot bij Hoog Soeren zijn, ongeveer zes kilometer van Apeldoorn, vraagt Wiete aan Dirckx hoe laat of het is. Als hij bukt om te kijken slaat Wiete hem in de nek. Dan schiet Wiete naar voren en schiet de Sten gun leeg van Touseul. De kogels vliegen door het dashboard en vernielen de motorkap. Dirckx probeert met zijn pistool te schieten maar die weigert. Hendrik probeert hem daarop af te pakken en Dirckx ermee op het hoofd te slaan. Wietse is ondertussen in gevecht geraakt met Touseul en heeft zich uit de auto weten te wringen. Hij trekt Hendrik met zich mee.
Samler schiet dan op Wiete. Hij verweert zicht niet meer en ook Hendrik geeft het op. Ze worden terug in de auto gezet en omdat de auto stuk is geschoten wordt er een Duitse auto staande gehouden. Dirckx rijdt daarmee naar Apeldoorn en komt terug met een vrachtwagen. Daar onderzoekt Dirckx Wiete en ziet dat hij tien centimeter boven zijn bekken een gaatje heeft. Zijn wervel is geraakt en hij kan zijn benen niet meer bewegen. Onderweg naar het lazaret overlijd Wietse, hij is dan 28 jaar. Hij wordt aanvankelijk begraven op zes februari te Ugchelen, maar later in 1976 herbegraven in Loenen (Gld.), Vak D, grafnummer 389.
Rijnbrink, de Gelderse Bibliotheken en Erfgoed Gelderland gingen samen op zoek naar Gelderse oorlogsverhalen. Dit verhaal is ingestuurd door Bert-Jan Dierink en geredigeerd door Kees Huntink. Dit was deel twee van het verhaal van Wiardus Rengers Hora Siccama (1916-1945). Klik hier voor deel één!
Bert-Jan Dierink & Kees Huntink, CC-BY