Gerrit Verkuil vertelt ons over zijn oorlogsherinneringen. 'Kerstmis 1944 beleefde ik als vijftienjarige jongen op de boerderij van mijn ouders in Bruchem. Behalve evacuees uit Ammerzoden en Hedel was er bij ons ook een aantal Duitse militairen ingekwartierd. Mijn broer en ik waren er getuige van hoe ze in de voorkamer Weihnachten vierden.'
'Als ik terug denk aan de Tweede Wereldoorlog gaan mijn gedachten vooral terug naar Kerstmis 1944. Wij woonden destijds in Bruchem vlakbij Zaltbommel. Het kleine dorp was niet alleen extra druk bevolkt door de vele evacuees uit de Maasdorpen, de Bommelerwaard was ook vol gestroomd met Duitse militairen. Zij werden hier verzameld om via het Land van Heusden en Altena bij Keizersveer de Maas over te steken. Het lag in de bedoeling dat zij samen met hun makkers, die ingezet waren voor het Ardennenoffensief, een tangbeweging zouden maken om zodoende de geallieerde troepen in Noord België, Limburg en Brabant in te sluiten. In vrijwel alle huizen in Bruchem en de omringende dorpen werden soldaten ingekwartierd. Een klein aantal fanatiekelingen geloofde, tegen beter weten in, nog in een Duitse zege. Velen echter zagen het helemaal niet meer zitten.
Ze hadden te veel lotgenoten verloren maar ze maakten zich vooral zorgen over hun familie in Duitsland, waar steeds meer geallieerde bombardementen werden uitgevoerd. Net als bij andere dorpsgenoten sliepen soldaten bij ons vaak op de vloer in het achterhuis, schuur of kippenhok. Daarbij maakten ze gebruik van zelf gefabriceerde strozakken. Inmiddels was het leven in het hartje van de Bommelerwaard bepaald geen lolletje. De elektriciteit was uitgevallen. Omdat er niet meer aan petroleum was te komen hingen we een katoendraadje in een flesje gevuld met koolzaadolie en staken dat aan om zodoende toch nog een ietsje-pietsje licht in huis te hebben. Ik herinner me nog goed hoe het tegen de kerstdagen pittig koud werd. Bovendien viel er stuifsneeuw. Voor de Kerstviering zorgde de Hervormde predikant Brasser er voor dat de rooms-katholieke evacuees in Bruchem de Protestantse kerk mochten gebruiken, iets dat voorheen vrijwel ondenkbaar was.
Bij ons thuis deed moeder haar best om, ondanks alle ellende, toch nog iets feestelijks van Kerstmis 1944 te maken. We hadden zelfs ‘krentenbrood’. Dat wil zeggen dat moeder in de oven van het fornuis een brood bakte. Omdat ze niet over krenten en rozijnen kon beschikken, werden er voor de vulling in kleine stukjes gesneden gedroogde appels en peren gebruikt. Terwijl wij met een groep mensen in de woonkeuken verbleven was de voorkamer in gebruik door een Duitse officier met zijn staf. Ook zij vierden Weinachten. Mijn broer en ik mochten er een poosje bij zijn. Begeleid door een harmonicaspeler zongen de circa vijftien militairen tal van Duitse kerstliederen. Triest was het te zien dat sommigen wel een pakketje uit de Heimat hadden ontvangen terwijl anderen met lege handen stonden. Hartverwarmend vond ik het dat op voorstel van de ‘Hauptman’ alle ontvangen spulletjes op tafel werden gelegd waarna hij die eerlijk verdeelde. Onvergetelijk was voor mij de huilbui van een jonge soldaat, wiens leeftijd ik op zeventien á achttien jaar schatte. Es is Weihnachten und darum will ik nach Hause bei meine Mutter und Schwesters sein, snikte hij. Ondertussen is het al weer meer dan 75 jaar geleden dat de Tweede Wereldoorlog, achter de rug is. Ondanks alle ellende zijn er ook warme herinneringen blijven hangen. Al is het alleen maar die over de onderlinge saamhorigheid.'
Dit verhaal is ingestuurd door Gerrit Verkuil. Rijnbrink, de Gelderse Bibliotheken en Erfgoed Gelderland gingen van maart tot en met mei 2021 op zoek naar Gelderse oorlogsverhalen. Lees meer inzendingen in de special Getuigen van de Oorlog.
Gerrit Verkuil, CC-BY-NC