Na de oorlog werden veel kinderen naar het platteland gestuurd om aan te sterken. Ook de grootouders van Hannie van Wijk – Ermstrang wilden wel een kindje in huis nemen. "Door de Hongerwinter hadden kinderen in de grote steden, in het westen van het land, erg te lijden gehad. Velen waren getraumatiseerd geraakt, door de honger en door oorlogsgeweld. Aan het eind van de oorlog en in de jaren daarna konden kinderen, bij gezinnen op het platteland, of in het buitenland, aansterken en de trauma’s van de oorlog verwerken."
"Net als veel andere dorpelingen in Zuilichem, hadden ook mijn opoe en opa Kanselaar zich opgegeven om één van de ‘bleekneusjes’ in huis te nemen. Er zou een Rotterdams meisje, Corrie, een tijdje bij hen komen logeren.
Een aantal kinderen kwam met de Nijmeegse boot aan bij de Bol, aan de Waal, in Zuilichem. Mijn moeder zou het meisje ophalen van de kade maar toen bleek Corrie haar jongere broertje, Wim, te hebben meegenomen. Mijn moeder heeft ze toch allebei maar naar haar ouders gebracht. De kinderen waren de eerste tijd heel erg bang, maar ondanks dat hebben ze een fijne tijd gehad.
Nadat ze weer naar Rotterdam waren teruggegaan zijn zij en hun ouders nog jarenlang bevriend geweest met mijn familie. Mijn ouders en ik gingen in wel eens logeren bij hen, in Rotterdam. Dan namen we aardappelen en groente mee. Wim heeft bij de marine gezeten. Nadat Wim en Corrie allebei getrouwd waren en kinderen had gekregen hebben zij, met hun gezin, nog vaak bij ons gelogeerd."
Dit interview is (door corona, telefonisch) afgenomen door Herma ter Mul van de Werkgroep Oral History Gelderland, in het kader van 'WO2-verhaal Gezocht'. Lees hier de andere ingestuurde verhalen.
Herma ter Mul, CC-BY-NC