Door de opkomst van de militaire luchtvaart en de modernisering van de artillerie tijdens de Tweede Wereldoorlog nam de noodzaak voor de bescherming van kunst en cultuurschatten aanzienlijk toe. Hierbij hebben verschillende Gelderse kastelen en landgoederen een belangrijke rol gespeeld.
In 1939 werd de Inspectie van Kunstbescherming opgericht. Deze moest maatregelen treffen om het Nederlandse kunstbezit te beschermen tegen oorlogsschade. In eerste instantie werden daarvoor in 1940 in de duinen bunkers aangelegd. Deze hebben slechts een aantal maanden dienstgedaan, omdat de Duitsers besloten om in hetzelfde gebied de Atlantikwall aan te leggen. De nationale collecties werden toen ondergebracht in de Rijksbewaarplaatsen in de St. Pietersberg en het Pantheon van Paasloo.
Ook in Gelderland zocht de inspectie naar locaties om de regionale collecties te beschermen. De inspectie richtte hiertoe een verzoek aan verschillende kasteeleigenaren. Kastelen waren in oorlogstijd voor verschillende doeleinden een gewilde locatie. Zo werden er bijvoorbeeld Duitse militairen ingekwartierd. De bewoners moesten met achterlating van hun meubels en kunst vertrekken.
Als depot voor de kunst en cultuurgoederen kon men dit voorkomen. Doordat ook de bezetter op de hoogte zou zijn van de depotfunctie, kon mogelijk oorlogsschade worden afgewend. De eigenaren van de kastelen Staverden, Doornenburg, Cannenburch, Ammersoyen, Velhorst en Nederhemert stemden daarom in met het verzoek.
Het kasteel Nederhemert ligt in een relatief afgelegen stukje van Nederland: de Bommelerwaard. Het kasteel had een solide bouw, maar had geen mogelijkheid tot temperatuurregeling. De locatie was vanwege de vochtigheidsgraad daarom minder geschikt voor de opslag van kunst. Een aantal bevriende families van de bewoners van Nederhemert, de Van Wassenaers, besloten er wel hun kostbare porselein en glascollectie onder te brengen.
Begin 1944 kwam het Openluchtmuseum in Arnhem-Noord in de frontlinie terecht. Het werd acuut noodzakelijk om een groot deel van de onvervangbare museumstukken te evacueren. Een deel van de collectie werd ondergebracht in slot Loevestein, dat over een centrale verwarming beschikte. De collectie van volkskunstvoorwerpen, boerenmeubels, klederdrachten en gebruiksvoorwerpen werden op 2 maart 1944 naar kasteel Nederhemert gebracht.
In het najaar van 1944 werden er toch militairen op kasteel Nederhemert ingekwartierd en werd er afweergeschut geplaatst. De bevolking moest evacueren en de eigenaar mocht niet meer ter plaatse komen. Wat men vreesde, werd ook waarheid: op grote schaal vonden plunderingen plaats. Door de bewaarde inventarislijsten is goed te achterhalen wat er allemaal verdwenen is, zoals klederdrachten, de collectie van Regteren Limpurg en de inventaris van de diverse museumhuizen. Kort na de bevrijding deed de eigenaar aangifte bij de Stichting Nederlands Kunstbezit. Tot op heden is helaas nog niet duidelijk geworden waar de meeste goederen zijn gebleven.
Na een aantal voltreffers van de geallieerde troepen brak er op 12 januari een fatale, alles verwoestende brand uit. Hierdoor raakten ook de rest van de inventaris en het kasteel verloren. Uiteindelijk is het kasteel tussen 2000 en 2005 gerestaureerd.
Bronnen en verder lezen:
Olga Spekman, 2022, CC-BY-NC