Enkele kilometers westelijk van de historische binnenstad van Culemborg ligt Parijsch-zuid, een omvangrijke nieuwbouwwijk waar sinds 2013 wordt gebouwd aan 1350 woningen. De wijk Parijsch is vernoemd naar de middeleeuwse polderontginning met dezelfde naam. Halverwege de jaren negentig van de vorige eeuw zijn hier in voorbereiding op de plannen al diverse archeologische onderzoeken uitgevoerd. In 2011 zijn veelbelovende nederzettingssporen uit de periode vroege bronstijd tot vroege ijzertijd gevonden.
De langdurige en intensieve bewoning is aangetroffen op een hoger gelegen rug in het landschap, een restant van een toentertijd in het gebied actieve rivier. Door middel van pollenanalyse waren al aanwijzingen voor bewoning in het laat neolithicum/begin vroege bronstijd gevonden. Dit is bevestigd door de vondst van enkele klokbekerscherven. In de vroege bronstijd is het toenmalige loopvlak geërodeerd. Dit heeft gezorgd voor het verdwijnen van de oudere bewoningssporen. Hoewel ook sporen van een inheems-Romeinse nederzetting zijn aangesneden en elfde- en twaalfde-eeuwse ontginningssporen van de nederzetting Parijsch zijn opgetekend, is nadrukkelijk ingezoomd op de bewoning uit de bronstijd-ijzertijd.
De oudste sporen dateren uit de midden of late bronstijd: van hekwerken tot ronde opslagstructuren voor gewassen. Er zijn greppels blootgelegd en kringgreppels gevonden die gebruikt werden als grafmonument. Deze wordt vooralsnog in de midden-bronstijd geplaatst. De bügelplattenfibula die vlakbij het grafmonument werd gevonden, lijkt te behoren tot een nabijzetting uit de late bronstijd. Uit de ijzertijd dateren onder meer drie huisplattegronden van woonstalhuizen. Daarbij stonden drie tot vijf afzonderlijke opslagplaatsen (spiekers). Ook een waterput en waterkuil behoorden tot de teruggevonden structuren.
Het onderzoek toont een duidelijke verandering aan vanaf 500 voor Christus, als, na een periode van relatieve rust, onder invloed van een actieve nabijgelegen rivier, het leefgebied aanzienlijk verandert. De bewoners van het gebied hoeven pas 100 jaar later aanpassingen door te voeren aan de inrichting van de nederzetting. Het overgrote deel van de gebruikte materialen wijkt niet heel erg af van die van de vroege ijzertijd. Nieuw zijn maalstenen van tefriet en slingerkogels. Metaalvondsten, toe te schrijven aan deze periode, ontbreken, maar dat geldt in zijn algemeenheid voor de ijzertijd in Nederland.
De opeenvolgende bewoningsperioden houden zich in grote lijnen aan de ontwikkelingen in het deltagebied. We zien een toename van de bevolking aan het einde van de bronstijd en het begin van de ijzertijd. Naarmate de tijd vordert schoof het bewoningsareaal in westelijke richting op, naar de hogere delen van de stroomgordel. Dit gaat door tot in de Romeinse tijd waar de kern van de nederzetting ter hoogte van de inmiddels tot waterplas omgevormde Lokkershoek gezocht moet worden. Sinds de opgraving van 2012 zijn nog enkele vindplaatsen in Parijsch-Zuid onderzocht.
Huib Jan van Oort, CC-BY-NC