'De arbeid van de huisvrouw', was de titel van de inaugurele rede van C.W. Willinge Prins-Visser, waarmee zij op 9 december 1952 het ambt van hoogleraar aan de Landbouwhogeschool in Wageningen aanvaardde. Haar dochter Clara van den Ban-Willinge Prins vertelt over hoe haar moeder in aanraking kwam met deze functie.
‘Mijn moeder was een Amsterdamse. Ze had farmacie gestudeerd en ze trouwde met een landbouwkundig ingenieur die een bedrijf pachtte in Drenthe, in Anloo. In de crisistijd werd ze provisor in een apotheek in Groningen. Ze woonde op het platteland en had belangstelling voor wat er om haar heen gebeurde. Zo kwam ze eerst in de afdeling Anloo van de Nederlandse Bond van Plattelandsvrouwen terecht. Tijdens de oorlog lag de boel stil en haar werk bij de apotheek hield op. Maar er speelde natuurlijk van alles. Je had een dorpshuis en het oprichten van een huishoudschool, waar matrassencursussen, naaicursussen en kookcursussen gehouden werden. Ze kwam ook in het bestuur van Opbouw Drenthe. Haar interesse in het maatschappelijk werk en huishoudonderwijs groeide en in 1948 werd ze landelijk voorzitter van de Nederlandse Bond van Plattelandsvrouwen.
'Als landelijk voorzitter raakte zij betrokken bij de gesprekken van de inspecties van het landbouwhuisonderwijs en het stedelijk huishoudonderwijs en de drie bonden van plattelandsvrouwen. Tijdens een studieweek Huishoudwetenschap (1) ontstond het idee van een studierichting vanwege de behoefte aan bijscholingen en de wens het onderwijs naar een hoger plan te brengen. Aanwezig waren vertegenwoordigers van het onderwijs, zoals de leraressenopleidingen 'Rollecate', Posterholt en Zetten en nog drie andere uit het land. Ook een aantal Wageningse hoogleraren waren aanwezig en leden van examencommissies, zoals mijn moeder er ook een was.
Een van de Wageningse hoogleraren, Professor Brouwer, was in Amerika geweest en had daar kennis gemaakt met Home Economics. Hij stelde voor om eerst eens te gaan kijken op die Land Grant Colleges in Amerika. Er werd een team samengesteld voor een studiereis. In eerste instantie zou mijn moeder niet meegaan. De studiereis werd uitgesteld tot voorjaar 1951. Mijn moeder was intussen in een andere situatie gekomen, omdat mijn vader overleed. Dat gebeurde in hetzelfde jaar dat ik ging studeren. Doordat de studiereis uitgesteld was kon zij toch meegaan. Verder ging mee professor Hofstee, socioloog, Greet Smits, de inspectrice van het landbouwhuishoudonderwijs, en Erna Mesdag van het stadse huishoudonderwijs, zal ik maar zeggen. Ook gingen er een afgevaardigde van de katholieke plattelandsvrouwen en van de christelijke bond mee.
Na terugkomst van de studiereis besloot de universiteit tot de nieuwe studierichting. Officieel begon de studierichting met het academische jaar in september 1952. Ik denk dat ze daarna nog wel gebruik maakte van haar contacten met de plattelandsvrouwen met het eerste onderzoek, het conserveren van levensmiddelen. Diepvrieskluizen en zo, dat kwam allemaal op en dat was een van de eerste dingen.’
Dit verhaal is gemaakt door Jeanne van Poppel (Werkgroep Oral History Gelderland) op basis van een interview met Clara van den Ban–Willinge Prins, april 2010 te Wageningen en in oktober 2021 van haar reactie voorzien.
(1) De studieweek vond in 1950 in Wageningen plaats voor de Nederlandse wereld van huishoud- landbouwonderwijs en voorlichting, mede met steun van de Landbouwhogeschool. (Bron: 'Geschiedenis van de studierichting Huishoudwetenschappen', C.M. van ’t Klooster-van Wingerden en A.M. de Wit-Sauter in: Huishoudkunde in Nederland, Wageningen, 1977, p.269.)
Jeanne van Poppel, Werkgroep Oral History Gelderland, CC-BY-NC
Aan het werk
Werk
Personen
1950-2000
Wageningen
Arnhem e.o.