De geschiedenis van het Land tussen Maas en Waal is lang in hoge mate bepaald door grote en kleine machthebbers. Dit heeft alles te maken met de eeuwenlange strijd tussen machthebbers om de Rijn-Maasdelta, waar het Land tussen Maas en Waal een essentieel onderdeel van is. Het ontstijgt daarmee de regionale en nationale geschiedenis.
De neerslag van die machtspolitiek is terug te zien in kastelen en adellijke behuizingen.
De strijd om de Rijn-Maasdelta begint al vroeg: in de Fries-Frankische oorlogen (560-734). De Merovingische koningen stellen in het Land tussen Maas en Waal kleine machthebbers of koningsvrijen aan, als buffer tegen de Friezen. Uit de koningsvrijen in Maas en Waal komen vele families voort die nog lang een belangrijke rol blijven spelen in het gebied. Onder meer de Van Horssens, de Van Bommels, de Van Leeuwens, de de Van Dreumels en de Van Drutens. Zij eigenen zich de in leen verkregen gronden toe als eigendom. Zo ontwikkelen ze zich tot heren over heerlijkheden. Van deze families zijn restanten van hun kastelen over of is hun locatie nog te herkennen.
Een geheel nieuwe periode breekt aan als het gebied na 925 gaat behoren tot het Duitse Rijk, als onderdeel van Lotharingen. Voor de eerste Duitse keizerfamilies, de Ottonen en Saliërs, is Lotharingen van groot belang. Hun huismacht is er voor een gedeelte op gebaseerd. Ze plaatsen de aartsbisschop van Keulen, de opkomende graven van Gelre en enkele lokale heren in het gebied om het te controleren. De graven van Gelre krijgen circa 1050 de grafelijke rechten over terre imperialis inter Mosam et Walum (keizersgoed tussen Maas en Waal). Bij de lokale heren gaat het om Batenburg en Wijchen. De laatsten bouwen rond 1000 een motteversterking en een woontoren. In opdracht van Keulen doen de eerste heren van Hernen en Leur dat ook.
Het is na 1300 dat de graven van Gelre zich echt met het gebied gaan bemoeien. Brabant en Kleef vormen dan een grote bedreiging. Om het gebied in de greep te krijgen, moet Gelre de al te vrije ridderschap aan zich binden. Deze geeft uiteindelijk het alleenrecht zijn heerlijkheden op in ruil voor hoge functies. Wijchen is de laatste die dat in 1392 doet. Er is één uitzondering: de bannerheerlijkheid Batenburg. Deze blijft onder de Duitse keizer. De problemen met Kleef en Brabant houden aan. Kleef bouwt in Malden een versterking tegen Gelre en slaagt erin gedeeltelijk de macht over te nemen in Balgoij en Hernen. In Balgoij bouwt ze een fors kasteel.
Batenburg wordt een groot probleem voor Gelre als Maximiliaan van Oostenrijk-Habsburg in 1497 de stad laat innemen. De toenmalige heer van Batenburg, Jacob van Bronckhorst-Batenburg, stelt zich als gevolg daarvan weer onder de Duitse keizer. Hertog Karel van Gelre ziet zich gedwongen Batenburg in 1501 in te nemen. Hij slecht de wallen en verwoest het kasteel grotendeels. De jonge Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden dreigt in het begin van de Tachtigjarige oorlog de Rijn-Maasdelta te verliezen. Batenburg speelt daarin opnieuw een rol. Omdat Batenburg aan de kant van Spanje blijft staan, neemt Maurits in 1601 het stadje in en richt verwoestingen aan. Maurits wil ten koste van alles controle over de Maas, de rivier waarop de Spanjaarden hun troepen verschepen.
Hoewel de Rijn-Maasdelta en daarmee het Land tussen Maas en Waal voor Nederland blijft behouden, zakt het daarna ook economisch steeds verder weg. Voor de adel blijven wel de belangrijke politieke en waterbeheersfuncties over. Die komen in handen van protestantse adel vanwege de protestantisering. De protestantse adellijke families stromen binnen, zoals de Van Randwijcks en Van Lyndens. Ze krijgen de titel Jonker. Zo lang de ambten bestuurlijk bestaan (tot 1815) nemen ze die posities in. Zij bouwen de al bestaande kastelen uit tot voorname behuizingen of bouwen nieuwe.
Bronnen & verder lezen:
Wim Kattenberg, historicus Erfgoed Studiehuis, CC-BY-NC
Verhaal tussen Maas & Waal
Geloof
500-1000
Wijchen
Rijk van Nijmegen