In de geschiedenis van het Land tussen Maas en Waal, net als in de rest van Gelderland, speelt de adel een belangrijke rol. De adel blijft steeds hoge bestuurlijke functies opeisen. Die claim gaat terug op de middeleeuwse driestanden-maatschappij: geestelijkheid, adel en boeren.
Hoewel de regenten in de steden veel macht naar zich toe trekken, blijft ook de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden van de standenmaatschappij uitgaan. De ridderschap blijft in alle gewesten invloed uitoefenen; in Gelderland in hoge mate.
Vanaf de Vroege Middeleeuwen hebben de heren van de heerlijkheden en de proosten in de kerkelijke domeinen veel macht in het Land tussen Maas en Waal. Voor de proosten komt daar een eind aan rond 1600 als gevolg van de protestantisering. Voor de heren is dat eindpunt 1793 als de heerlijkheden bij grondwet worden opgeheven. Na 1600 krijgen de heren juist meer macht doordat de rooms-katholieke abdijen en proosdijen gedwongen worden de Republiek te verlaten. Deze hebben veel grond in handen. Bij de Cisterciënzers in Bergharen, de Cisterciënzerinnen in Overasselt en Deest, de Norbertinessen in Altforst betreft het bijvoorbeeld al honderden hectaren. De Gelderse Staten confisqueren die gronden en gunnen ze aan 'jonkers'. Dit adellijk predicaat wordt in de Republiek gegeven aan edelen die bestuurlijke functies innemen.
Die jonkers moeten wel protestants zijn. Na 1600 kent ook het Land tussen Maas en Waal een proces van ‘ontroomsing’ van het ambtelijk apparaat. Rooms-katholieken mogen geen ambtelijke functies meer bekleden. Het zijn protestantse adellijke families die de jonkers leveren. In ons gebied zijn dat er van oorsprong niet veel. Het gaat onder andere over de Van Balverens (Leur, Weurt) en de Van Delens (Druten). Daarom komen er nieuwe protestantse adellijke families het gebied binnen. Dat zijn de Van Bylandts, Van Randwijcks, Van de Moelens, Van de Lyndens en Van der Capellens. Ze bekleden vooral de hoogste functies, met name die van ambtman. Daar is veel strijd om. Bijvoorbeeld door de protestantse Steven van Delen tot Druyten. Om ambtman te worden, werpt hij zich op als voorvechter van het protestantisme tegen zijn rooms-katholiek gebleven tegenspelers de Van Scherpenzeels uit Dreumel en Van Stepraedts uit Ewijk. Het lukt hem uiteindelijk niet. Na nog een poging te hebben gedaan de functie te kopen, benoemt de stad Nijmegen waar de 'ambtmannie Maas en Waal' onder valt uiteindelijk een Van Randwijck tot ambtman.
De jonkers spelen een omstreden rol. Wie een hoge functie wil bekleden, moet veel grond in bezit hebben. De gegadigde moet niet alleen van adellijke geboorte zijn, maar ook een ‘valeur’ hebben van onroerend goed ter waarde van 10.000 guldens. Een andere voorwaarde is dat de familie in het gebied moet wonen. Daar wordt echter niet strak de hand aan gehouden. Dit leidt tot absenteïsme. Dit wordt als zeer schrijnend wordt ervaren door de inwoners. De jonkers wonen elders, gaan besturen op afstand en verpachten hun gronden grotendeels. Het enige wat de jonkers doen, is het innen van de pacht. Hieraan komt pas een einde als in 1815 het hele systeem van ambten en kwartieren wordt opgeheven.
Verder lezen: Verhaal tussen Maas en Waal.
Bronnen:
Dit is een achtergrondverhaal uit het Verhaal tussen Maas en Waal, de canon van de regio.
Wim Kattenberg, historicus Erfgoedstudiehuis, CC-BY-NC
Bestuur
1600-1700
West Maas en Waal
Historische verenigingen
Rivierengebied