Wie nu de rust en stilte zoekt in Leur wil vast ook wel weten hoe belangrijk het dorp vroeger is geweest. Dat kwam door de ligging: hoog op een uitloper van de stuifduingordel van Heumen naar Horssen. Maar het belang kwam vooral doordat het dorp lag aan een netwerk van wegen, die van noord naar zuid en van oost naar west liepen. Dat was zeer uitzonderlijk in het waterrijke gebied.
In de tiende eeuw heette het dorpje Loere. Dat betekent niet meer dan ‘open plek in het bos’. Maar het aartsbisdom Keulen vond die open plek groot genoeg om er een parochie te vestigen. Er werd een kerkje gebouwd.
Wat er vervolgens met het dorp gebeurde, heeft alles te maken met het gebied waarin het lag: Lotharingen. In het jaar 925 na Chr. was dit Duits grondgebied geworden, maar het bleef een omstreden gebied. Om er greep op te houden zochten de keizers steun bij de aartsbisschoppen van Keulen. Deze gingen daarin mee door van parochies zogenoemde voogdijen te maken. Dat gebeurde ook in Leur. De eerste voogden waren de Van Heinsbergers. Zij bouwden in Leur een motteversterking.
Na de Van Heinsbergers kwamen de Van Millens. Omdat de heren steeds meer rechten kregen, was Leur intussen een heerlijkheid geworden. In 1311 ging Leur over op de Cisterciënzer monniken uit Camp in Duitsland. Die legden zich toe op de landbouw. Omdat de versterking geen rol meer speelde, maakten zij van de motte een vliedberg (een kunstmatige heuvel). Zij vergrootten het oorspronkelijk eenbeukige romaanse kerkje in gotische stijl. In 1635 brandden het dorp en de kerk af en moesten opnieuw worden opgebouwd. ’Ende Alsoo in het jaer 1635 in de tyden van de Groaten het gansche dorp is affgebrandt.’
In 1748 kwam Leur in handen van de Van Balverens. Deze familie is van grote betekenis geweest voor de economische ontwikkeling van Leur. Om een betere verbinding te krijgen met Den Bosch en Nijmegen werd de Bosschestraat (later Leurseweg) aangelegd. Het werd een verharde weg in plaats van een zandpad. Langs die weg ontwikkelde zich bedrijvigheid, onder andere een rosoliemolen. In de negentiende eeuw kwam er een leerlooierij annex gasterij ‘De Rusthof’ (nu ‘Leurse Hof’). In het begin van de twintigste eeuw werd aan de weg ook een zuivelfabriek opgericht ‘De Nijverheid’. In 1925, dicht op het oude centrum, kwam er via de familie Van Capelleveen een ’Maalderij’, die door een dieselmotor werd aangedreven.
In 1778 bouwde Christiaan Willem Hendrik Ernst baron van Balveren het ‘Grote Huis’. Omdat het ‘Huis’ in meer noordelijke richting werd gebouwd, werd de Dorpsstraat (nu Van Balverenlaan) doorgetrokken, met vertakkingen naar Hernen (nu de Meerenburg) en naar Wijchen (nu Puitsestraat). De Van Balverens kochten ter verbetering van de landbouw oude boerderijen op en bouwden nieuwe boerderijen. Onder meer de boerderij ‘Het Hof’, die in 1927 nog eens werd vernieuwd. Van 1911 tot 1912 werd ook het enigszins vervallen kerkje grondig door hen gerestaureerd. Geheel in de lijn van de Van Balverens zetten de Van Verschuers zich na 1920 in voor het behoud van de heerlijkheid.
Leur is altijd een heerlijkheid gebleven!
Wim Kattenberg, CC-BY-SA