In het Land tussen Maas en Waal wordt in 1902 een tramweg aangelegd van 32 km van Nijmegen naar Wamel. Hierover rijdt zes keer per dag een stoomtram met reizigers en goederen. Deze doet er twee uur over. Vervolgens moet men per 'paardenomnibus' naar de veerstoep voor het veer naar Tiel. De concurrentie met de snellere en goedkopere bussen en met het vrachtvervoer per auto wordt steeds groter. In 1934 houdt de tram er daarom mee op.
Aan het eind van de negentiende eeuw komen er steeds meer spoorwegen. Notabelen in het Land tussen Maas en Waal ijveren ook voor een spoorlijn. Hun pogingen mislukken: er is te weinig financiële draagkracht. Vanaf 1880 proberen bestuurders in Maas en Waal de veel goedkopere tram door het gebied te laten rijden.
De grote voorvechters van een tramlijn zijn de heren Bouwens en Hiebendaal, burgemeester en oud-burgemeester van Horssen. De tram zal een stimulans geven aan het arme agrarische gebied, menen zij. Bovendien zal het bevoorraden van winkels en het vervoer van boter uit de stoomboterfabrieken en van fruit naar de markt efficiënter gaan per tram. Deze kan een geduchte concurrent worden van de stoomboten. Diverse plannen voor verschillende tracés door het gebied gaan niet door. Uiteindelijk komt er in 1902 de tram van Nijmegen naar Wamel.
De tramlijn volgt grotendeels de Koningstraat, de eeuwenoude doorgaande weg in het gebied. Soms leiden de initiatiefnemers de tramlijn midden door de dorpen. De tramhaltes leggen ze vooral bij drukbezochte cafés. Op een aantal plaatsen krijgt de tramweg een zijlijn naar een bedrijf. Daar worden goederen geladen en gelost. Het personenvervoer levert echter onverwacht het meeste geld op. Toch zijn er meer goederen- dan personenwagens.
Reizen met de tram is niet voor iedereen weggelegd. In de begintijd kost een ritje tweede klas met de tram van Nijmegen naar Druten 45 cent. Voor een arbeider, die vaak nog geen tien gulden per week verdient, is dit een enorm bedrag. Vaak gaan ze het laatste stuk van de rit lopen. Het komt zelfs voor dat een arme boer naar de markt in Nijmegen loopt en zijn varken in een van de goederenwagens van de tram laat rijden.
Ondanks de hoge tarieven is de tram meteen een succes. In het topjaar 1916 zijn er 224.000 passagiers. In 1918 brengt het goederenvervoer 38.300 gulden op. Maar al na de Eerste Wereldoorlog lopen de verdiensten terug. In 1926 komt de N.V. Stoomtram Maas en Waal voor het eerst in de rode cijfers. De watersnood in dat jaar richt grote schade aan.
Vanaf Ewijk naar het westen komen de rails onder water te staan. Het emplacement in Wamel drijft helemaal weg. De tram kan gedurende 22 dagen niet rijden. Als het water zakt, blijkt dat veel dwarsliggers niet meer te gebruiken zijn. Er moeten wel vijfduizend nieuwe komen. Vanaf deze tijd vervoert de tram minder passagiers en goederen. De concurrentie van bussen en vrachtauto’s wordt steeds groter. De N.V. Stoomtram Maas en Waal besluit zelf ook bussen en vrachtauto’s in te zetten, maar deze kunnen niet op tegen de particuliere vervoerbedrijfjes zonder personeel in dienst en met veel lagere prijzen.
Voordeel is nog wel dat de oude Koningstraat vol kuilen en gaten zit en bij nat weer bijna onbruikbaar. Het vervoer over de tramrails is daarom comfortabeler. Maar door de aanleg van de Van Heemstraweg vervalt dit voordeel. In 1927 maakt men al een plan voor deze weg en de trammaatschappij ziet de donkere wolk boven zijn hoofd hangen. In 1934 houdt de tram op met rijden en een jaar later opent men de ‘Nije Weg’.
Dit verhaal is onderdeel van het Verhaal tussen Maas en Waal. Het volgende venster is hier te vinden.
Bronnen en verder lezen:
Adriaan Maters, Stichting Historisch Besef Beuningen en Redactie Tweestromenland , CC-BY-NC
Verhaal tussen Maas & Waal
Industrie
1900-1950
West Maas en Waal
Rivierengebied