Ongeveer vijftig jaar vóór het begin van onze jaartelling drongen de Romeinen onder leiding van de bekende generaal Julius Caesar het zuiden van het tegenwoordige België binnen. In de jaren daarna trokken ze verder naar het noorden.
Aan het begin van onze jaartelling werd de rivier de Rijn de noordgrens van het Romeinse Rijk. Langs de Rijn legden de Romeinen een verdedigingslinie aan, die bestond uit forten (castella). Die linie heette de limes: versterkte grens. In het latere Nederland liep de limes van het tegenwoordige Katwijk via de Oude Rijn, langs het latere Utrecht (Leidsche Rijn) en Arnhem naar Duitsland.
Hoewel de Romeinen het gebied ten noorden van de Rijn niet bezetten, stuurden ze er wel van tijd tot tijd een expeditie naartoe om de zaak te verkennen of volken aan te vallen die gevaar konden opleveren. Ook werd er handel gedreven. Dat blijkt uit de vondst van Romeinse munten en aardewerk ten noorden van de limes. Om een paar dagen uit te rusten of te overnachten richtten ze onderweg zogenaamde marskampen in. Op de Ermelose heide verrees ergens in de tweede helft van de tweede eeuw zo'n Romeins marskamp, twee dagmarsen ten noorden van de limes. Dit kamp is een prachtig overblijfsel uit de Romeinse tijd. Het Ermelose kamp is het enige exemplaar in Nederland dat is teruggevonden.
Het kamp is ongeveer 300 meter breed en 350 meter lang en heeft daarmee een omvang van ongeveer twaalf voetbalvelden. Het was omringd door een stevige wal met een droge gracht. Binnen het kamp hadden de Romeinse soldaten nog een andere gracht van anderhalve meter diep gegraven, die het kamp in tweeën splitste.
Vermoedelijk bood het marskamp plaats aan ongeveer zes- tot achtduizend soldaten. Die soldaten konden heel hard werken. In een uur of vier wierpen ze een wal op van anderhalve meter hoog. Daardoor ontstond aan de buitenkant van het kamp een droge gracht. Bovenop de wal plaatsten ze een hekwerk met puntige palen, een palissade. Binnen het marskamp stonden tenten, één tent voor minimaal acht soldaten, en was er ruimte voor de paarden en de ossen die de wagens met voorraden trokken.
Het kamp is verschillende keren door archeologen onderzocht, voor het eerst in 1922-23 door de bekende archeoloog J.H. Holwerda. Die onderzoeken hebben duidelijk gemaakt dat het marskamp slechts één keer is gebruikt. Dat blijkt onder meer uit een andere gracht die de zuidzijde van de rest van het kamp scheidde. Bijna direct na het graven is die gracht al weer opgevuld. Die dichtgegooide gracht had een V-vorm, zelfs de gestoken plaggen werden netjes teruggelegd.
Waarom legden de Romeinen dit kamp hier aan, aan de noordrand van de Veluwe, een streek die in de eerste eeuwen van de jaartelling dun bevolkt was? Misschien is de ligging van het kamp een aanwijzing. Het marskamp ligt namelijk bovenop een heuvelrug, die de oostkant van het Flevomeer (Lacus Flevo in het Latijn) scheidt van een ondiepe vallei verder naar het oosten. Kortom, strategisch gezien een goede plek om te overnachten. Zeker weten doen we het niet omdat er geen geschreven bronnen bestaan die informatie geven over een veldtocht of expeditie in deze periode in de latere Veluwe.
Het marskamp is inmiddels een beschermd monument. Dwars door het marskamp loopt tegenwoordig de weg van Harderwijk naar Nieuw Milligen. De geschiedenis ligt hier letterlijk op straat.
Dit verhaal is onderdeel van de canon van Harderwijk. Het volgende venster is hier te vinden.
Harderwijk
Archeologie
Oost - West
Romeinen
-3000-500
Harderwijk
Veluwe
Romeinse Limes