Het Rode Kabinetje. Een verkleinwoord zegt meestal iets over de omvang. Maar toch… deze kleine ruimte in Kasteel Cannenburch te Vaassen veroorzaakt al tijden het schaamrood op de wangen van veel grotere dan wel groteske bouwsels. Voetbalstadions of balzalen vallen stil, zodra deze kleine maar fijne oosterse versnapering wordt geserveerd.
Een kabinet is een ‘ouderwets, fraai kastje’, zo leert ons de Dikke Van Dale. Een kabinetje is dus een ouderwets, fraai, klein kastje. De verfijning kijkt al om ’t hoekje. Een breekbaar poppenmeubel, dat welgestelde Amsterdamse dames in vervlogen eeuwen lieten maken door zilversmeden. Om te bewonderen. Geplaatst in een doordacht getimmerd huisje. Om aan bezoek te tonen hoe rijk je was.
Het Rode Kabinetje is niet anders. Een vertrek, gevuld met een paar kostelijke meubelstukken, maar vooral met spullen die in de zeventiende eeuw een waarde vertegenwoordigden, waar een paard de hik van kreeg. Porselein. Chinees porselein. Wie zijn bezoek in zo’n kamer ontving, kon rekenen op de spreekwoordelijk van verbazing openvallende monden, keurig verborgen gehouden jaloezie, maar vooral een hoge plaats in het maatschappelijk bestel. Zeker weten doen we het niet, maar ook toen moet er wel iets gedacht en wellicht gezegd zijn in de trant van ‘zoooo heeee….!’.
Wat van ver komt is lekker. Of veel mooier dan alles om je heen. Tijden mogen veranderen, mensen nauwelijks. De mode (let wel: bij de rijken!) was opeens Chinees getint. De muren werden behangen met Chinese zijde en later behang, kastjes en krukjes werden aangepast, maar vooral – laten we dat gewoon maar toegeven – het prachtig gemaakte porselein was een hit. Kabinetjes, consoles, bordenkasten… alles vulde men met dat schitterende witte product, voorzien van blauwe, exotische decoraties.
Maar de door een burgeroorlog gestokte invoer van het kostbare spul maakte in het land van de dominee en de koopman de nodige commerciële en kunstzinnige initiatieven los. Binnen no time telde Delft tientallen potterieën, waar men het Chinese porselein domweg kopieerde. In eerste instantie alleen bordjes, later ook vazen en potten. Met wel een belangrijk verschil: in Delft wisten ze niet hoe je porselein moest maken. Trouwens, in heel Europa was het procedé onbekend. Dus hield men het op (het veel breekbaardere) aardewerk. Met veel succes overigens. Toen het porselein weer richting Europa kwam, was de hype voorbij. Het Delfts blauw was inmiddels in alle huizen doorgedrongen en, nou ja, smaken veranderen. In Delft treft men tegenwoordig nog één producent, die de tand des tijds heeft doorstaan: De Porceleyne Fles (what’s in a name, nietwaar?). En daar maken ze nog altijd de fraaiste, aardewerken producten, vaak voorzien van aloude Chinese motieven. Wellicht niet meer trendy, maar nog altijd mooi. Erg mooi.
Stijg op naar het kleine, maar o zo fijne vertrek. En ga, als het kan in je eentje, midden in het kabinetje staan, draai langzaam rond, kijk naar beneden en naar boven en dompel je onder in de wondere wereld van het allesoverheersende blauw-wit. Al die vaasjes, potten, borden… ze zijn eeuwenoud en tonen een indrukwekkende schoonheid aan de beschouwer, die zich daarvoor open stelt. Wat dat betreft is er nog niks veranderd. Ook de huidige bezitter van het kasteel wil imponeren met oosterse kostbaarheden.
Verder lezen:
Dit verhaal werd geschreven door Mijke Pol als aanhaakverhaal van Kasteel Cannenburch, in het kader van het Erfgoedfestival 2020.
Mijke Pol , CC-BY
Oost - West
Kunst en cultuur
1600-1700
Epe
Veluwe