Wilma Vermaat leefde van 1873 tot 1967 en woonde een groot gedeelte van haar leven in het buurtschap Oosterhuizen bij Beekbergen. Vanuit haar schrijfhut op de hoge stuifwal aan de Beekbergense Enk had ze een wijd uitzicht met in de verte drie kerktorens. Hier deed ze haar inspiratie op en schreef onder meer de roman 'Gods gevangene', waarin ze het opnam voor homofilie. Een in die tijd zeer beladen onderwerp, dat gevoelig lag bij haar christelijke achterban.
Wilma (Willemina) Vermaat werd geboren op 14 mei 1873 in Zetten. Wilma groeide op in de Betuwe. Ze had een moeilijke kindertijd. Toen Wilma 11 jaar was overleed haar moeder aan tuberculose. Wilma volgde aan de Normaalschool een opleiding tot onderwijzeres en vertrok met haar vader en zussen naar Apeldoorn. Ze werkte enkele maanden in Kootwijk als onderwijzeres. De schoonheid van de natuur op de Veluwe maakte zo veel in haar los dat ze besloot ze zich voortaan volledig te wijden aan het schrijven. In 1907 debuteerde ze met “Oude vrijster” in het tijdschrift “Ons Tijdschrift” en in 1908 verscheen haar eerste publicatie “Profundis”.
Rond haar twintigste raakte Wilma in een psychische en lichamelijke crisis, al liet ze dit niet aan haar omgeving merken. Wilma kreeg in die jaren last van tuberculose en leed zelfs aan anorexia nervosa. Uiteindelijk zocht ze haar toevlucht bij haar neef in Den Haag, dominee J H Gerretsen. Bij hem voelde ze zich vertrouwd en durfde ze over zichzelf te praten. Dit betekende het begin van haar herstel. Dominee Gerretsen maakte op Wilma veel indruk en zo verscheen Gerretsen onder verschillende namen, bijvoorbeeld als ds Helgers, in haar boeken.
Na haar herstelperiode bleef ze zoeken naar rust en ruimte. Die vond ze in de Neumshutte in Oosterhuizen. Vanuit haar schrijfhut had ze vrij uitzicht over de Enk met in de verte de kerktorens van Beekbergen, Lieren en van het Seminarium aan de Arnhemseweg. Hier liet ze zich inspireren met Franciscus van Assisi als haar grote voorbeeld.
Na een verblijf van een paar maanden in Zuid-Afrika, sloot Wilma zich aan bij een pacifistische beweging. Met haar zwak voor de zwakken in de samenleving schreef Wilma Vermaat over zonderlinge, gekwetste mensen, verslaafden, eenzamen en onbegrepenen. Ze raakte onder andere bevriend met Willem de Merode. Hij inspireerde haar om te schrijven over Homofilie, wat toen nog een groot taboe was. Wat dat betreft was Wilma haar tijd ver vooruit. Ze kwam in 1923 met het boek “Gods gevangene” waarin ze op bewogen en fijngevoelige wijze over homoseksualiteit schrijft. Dit boek viel bij haar voornamelijk christelijke achterban niet in goede aarde.
Gedurende de laatste jaren van de tweede wereldoorlog was haar huis een toevluchtsoord voor onderduikers en evacuees. Toen er op een dag Duitsers bij haar aan de deur kwamen met de vraag of ze ook onderduikers heeft, wilde ze vanuit haar geloofsovertuiging niet liegen en antwoordde: “ja hoor, het hele huis zit er vol van”. Dit werd echter niet geloofd, de Duitsers maakten rechtsomkeert en Wilma ging vrijuit.
Na de dood van haar twee zussen ondervond Wilma veel steun van haar vrienden. De laatste jaren van haar leven brengt ze door bij haar nicht in Blaricum waar ze op 20 maart 1967 overleed in de leeftijd van 93 jaar.
In haar leven heeft Wilma Vermaat 49 romans, 29 korte verhalen, novellen en artikelen geschreven. Ze is voor haar werk onderscheidden als Ridder in de orde van Oranje Nassau. In Beekbergen en omgeving leeft Wilma Vermaat nog steeds door in onder andere een straatnaam, een borstbeeld en een stichting. De Neumshutte is inmiddels een gemeentelijk monument.
Dit verhaal werd eerder in uitgebreidere vorm gepubliceerd in het tijdschrift van de Vereniging Oud Apeldoorn.
Bronnen en verder lezen:
Willy Rouwenhorst-Hartgers, CC-BY-NC
Personen
1900-1950
Apeldoorn
Veluwe
Het Verhaal van Gelderland