Als sinds de Prehistorie wordt kleding, waaronder schoenen, gemaakt van leer, maar door modderige en vuile straten konden schoenen gemakkelijk versleten raken. In de Middeleeuwen werd hier een oplossing voor bedacht: de trip.
Het verwerken van dierenhuiden tot een soepel, taai, duurzaam, waterafstotend en toch ademend materiaal – leer – was al in de Prehistorie bekend. De oudst bekende leren schoenen uit Nederland zijn gemaakt in het Neolithicum, meer dan 4000 jaar geleden. Het is nog steeds een onvervangbare stof om schoeisel, riemen, jassen en tassen van te maken, ondanks de concurrentie van kunststoffen.
In de middeleeuwse steden waren leerlooiers, schoenmakers en andere leerbewerkers belangrijke beroepen. Ze voorzagen de stedelingen van schoenen. Het lag niet aan hun vaardigheid, maar aan de zware eisen die aan het schoeisel werden gesteld, dat hun producten niet heel lang mee gingen. Straten waren ongeplaveid, modderig en vuil, terwijl het schoenleer tamelijk dun was. Bovendien hadden ze geen waterdichte, dikke zolen. Dik zoolleer, dat een stevige ondergrond vormde voor de voet en water van de grond tegenhield, moest nog worden uitgevonden.
Om het dunne leer van de middeleeuwse schoen te beschermen, was de trip bedacht. Hij had iets van een gezondheidssandaal of een ‘Zweedse klomp’: een dikke houten zool met leren bovenwerk. Alleen was de trip niet bedoeld om over de sok of blote voet te dragen, maar over de schoen. Zo kon de drager over de modderige straat lopen zonder zijn schoenen nat of vies te maken. Om de trip toch nog iets sierlijks mee te geven, was het bovenwerk – twee driehoekige flappen leer, die met de punten over de voet sloten – meestal fraai bewerkt. Bij deze trip uit de veertiende of vijftiende eeuw, gevonden bij opgravingen in Terborg, is alleen de houten zool bewaard gebleven. Hij is maar 20 cm lang en 7,5 cm breed en zal door een (frêle) dame of een kind zijn gedragen.
Evert van Ginkel
Archeologie
1000-1500
Oude IJsselstreek
Achterhoek