In het Duitse stadje Rees, op ca. acht kilometer afstand van het Nederlandse Megchelen, bevond zich een van de meest beruchte werkkampen uit het laatste oorlogsjaar. Zeg maar ‘Dachau aan de Rijn’. Behalve aan 2000 krijgsgevangenen bood het kamp een schamel onderdak aan 3500 dwangarbeiders, slachtoffers van razzia’s in Haarlem, Apeldoorn en andere steden. Er kwam spontaan een reddingsactie tot stand, waarbij hulpverleners van beide zijden van de grens waren betrokken. Tot de redders behoorden ook vrijwilligers van het vroegere Rode Kruis, afdeling Achterhoek.
Onder de naam 'Het Zwarte Rode Kruis' onttrok men zich zo veel als mogelijk was aan de nazi -gerelateerde invloed van het Nederlandse Rode Kruis (NRK) in Den Haag. Met medeweten van enkele (illegale) hoofdbestuursleden werd een nieuwe afdeling Achterhoek geplaatst onder de verantwoordelijkheid van de heer G.J. Oorlog, directeur van de Vredestein- bandenfabriek in Doetinchem. Hij combineerde zijn illegale Zwarte Rode Kruis- functie met die van hoofd van het Regionaal Bureau voor Voedselvoorziening in Oorlogstijd en met een commissariaat van het Bureau Afvoer Burgerbevolking (BAB) in de Achterhoek. In zijn persoon kwamen de lijnen van hulpverlening, voeding en transport op een gelukkige wijze bij elkaar.
Omstreeks de jaarwisseling 1944-1945 drongen er in Megchelen geruchten door over de mensonterende toestanden in Kamp Rees en de nevenkampen: Empel en Bienen. De textielfabrikant Driessen en de arts Der Weduwen uit Aalten gaan op onderzoek uit. Als medewerkers van het Rode Kruis –dat kon nu eenmaal niet anders-, verschaffen ze zich toegang tot het kamp. Ze treffen er mensonterende toestanden aan. Arend Jan Disberg bijvoorbeeld, die 'Rees' overleefde zweeg tot kort voor zijn overlijden over zijn belevenissen in Kamp Rees. Gevraagd naar de littekens op zijn lichaam- opgelopen in het kamp-, zei hij dat hij in zijn jeugd 'uit een boom was gevallen'. Hier moet hulp geboden worden!
Zij nemen de heer Oorlog in de arm, die met de nodige moeite en doorzettingsvermogen de Duitse instanties weet te overtuigen van de noodzaak tot evacuatie van de meest ernstige patiënten. Het lukt om 450 zieken naar Nederland te vervoeren en in noodziekenhuizen onder te brengen. Mede door toedoen van het Rode Kruis waren er in de Achterhoek en in Twente 10 van deze noodziekenhuizen tot stand gekomen met een gezamenlijke capaciteit van tweeduizend bedden. Dat betekende ook de aanwezigheid van genees– en verbandmiddelen. Vrijwilligers uit de omgeving zorgden voor de aanvoer van eten en kleding. die onder de burgerbevolking werd ingezameld.
Plaatselijk en regionaal opereerde men dus onder de naam het Zwarte Rode Kruis, maar bij formele onderhandelingen met de bezetter werd alleen het Rode Kruis toegelaten.
Bronnen en verder lezen:
C. Stam, CC-BY-NC