Joop Onnekink vertelt ons zijn oorlogsverhaal: "Ons gezin woonde met vier kinderen in het 'Gouverneurshuisje' in Park Zypendaal in Arnhem. Ik was de oudste en had nog drie jongere zusjes. Mijn vader was rechercheur bij de gemeente politie te Arnhem. In juni 1940 raakte hij betrokken bij het verzet. De bezetter kwam daar achter. Mijn vader dook eind 1940 onder, omdat hij door de Gestapo werd gezocht. Mijn moeder stond vijf jaar alleen voor de opvoeding van haar vier kleine kinderen."
"In de zomer van 1943, drie jaar na het vertrek van mijn vader, werd ons gezin als represaillemaatregel als gijzelaars naar Kamp Vught overgebracht. Het was voor mij een traumatische ervaring om zo uit het bos te worden geplukt en achter prikkeldraad te worden opgesloten. Mijn moeder moest spitten en graven daarna werd zij in het Philips-commando tewerk gesteld. IK heb verschrikkelijke taferelen gezien onder andere bij de wegvoering van Joodse gevangenen.
Na de vrijlating van ons gezin, vlak voor Kerst 1943, bleek ons huisje door de Duitsers te zijn geconfisqueerd. Ons gezin werd liefdevol opgenomen door onze grootouders in Oosterbeek. Dan begint op 17 september 1944 de Slag om Arnhem. Wij kwamen in het heetst van de strijd terecht, vlakbij het kerkje in Oosterbeek-Laag. We waren een kelder in gevlucht maar moesten daar de volgende morgen er weer uit, omdat het huis in brand stond. Ons gezin moest dus midden in het hevige oorlogsgeweld een andere kelder zoeken. Uiteindelijk gevonden, en daar verbleven wij zeven dagen. We hadden heel veel geluk want in de kelder stonden planken vol met weck.
Wat ik me goed kan herinneren is dat we regelmatig bezoek kregen van Engelse soldaten. Zij gaven ons, de kinderen, chocolade en mijn grootvader sigaretten. Op een morgen, 26 september, was het tot onze verbazing doodstil. De Britten hadden de slag verloren en waren die nacht over de Rijn gevlucht. De Duitse soldaten dreven ons het dorp uit dwars door het verwoeste Oosterbeek. Vluchtelingen waren we, zonder bezit en zonder een dak boven ons hoofd. Dit was het begin van een lange reis door half Nederland.
De eerste dag kwamen we aan in Otterlo, waar we voor een paar dagen in een school werden opgevangen. Mijn grootouders reisden naar Groningen en ons gezin reisde van Otterlo, via de Valk en Zeist naar het westen. Enkele maanden verbleven wij in Delft bij familie. De Hongerwinter had inmiddels haar volle omvang bereikt. Daarom besloot mijn moeder door te reizen. Via Haarlem reisden we naar Amsterdam. Vandaar met de nachtboot naar Lemmer. Via Heerenveen trokken we naar Groningen waar we een week bij familie konden logeren. Tenslotte kwamen we aan in Scheemda. Vanaf half januari tot aan de bevrijding in april 1945 woonden we daar bij familie. Voedsel was er genoeg: het was voor ons gezin een rustige periode. Ik ben daar ook naar school gegaan.
Mijn vader had in die jaren heel andere ervaringen. Tot april 1942 heeft hij in Nederland op 21 adressen ondergedoken gezeten. Daarna is hij via de zogenaamde 'Van Niftriklijn' via België en Frankrijk naar Zwitserland gevlucht. In januari 1943, reisde hij door naar Spanje en kwam uiteindelijk in Portugal terecht. Het lukte hem om met enkele anderen per vliegtuig naar Engeland te ontkomen. Daar trad hij in dienst bij de Prinses Irene Brigade en werkte op het Departement van Justitie. Hij was een van de vele 'Engelandvaarders'. Half april 1945 werd Scheemda bevrijd door de Canadezen. Enkele dagen daarna heeft mijn vader ons daar teruggevonden via zijn contacten bij het verzet. Eind april 1945 keerde het herenigde gezin terug naar Arnhem."
Dit verhaal is ingestuurd door Joop Onnekink, via Bibliotheek Veluwezoom, in het kader van het project ‘WO2-verhaal gezocht’. Lees de andere ingestuurde oorlogsverhalen in de special 'Getuigen van de Oorlog'.
Joop Onnekink, CC-BY-NC