Al vóór de oorlog kwamen er goederen op de bon. Niet alleen lastig voor de consument, maar ook voor de winkeliers! Dat ondervond de heer B. Venderbosch (1930) elke zondagmiddag. Zijn ouders hadden een bakkerij en kruidenierswinkel in Zieuwent. Tot ver na de oorlog moest hij distributiebonnen sorteren.
“De wederopbouw ging aanvankelijk nog niet zo hard, want in economisch opzicht zat heel Nederland in de put. Dat was in de Achterhoek net zo als elders. Voordat de economie weer een beetje draaide, waren er al een paar jaar verstreken.
Vroeger leefden de mensen hier eenvoudig. Een grote boer kon zich nog wel eens luxe veroorloven, maar de meeste mensen hadden geen of heel weinig geld. Ze konden niks beginnen. De eerste jaren na de oorlog bleef het eigenlijk zoals het in de oorlog ook was. Er was helemaal geen vooruitgang. Pas in de jaren ’50 kwam men wat royaler in het geld te zitten, omdat de lonen beter werden.
In de oorlog waren alle goederen op de bon. Dat begon in oktober 1939, tijdens de mobilisatie. Toen kwamen met name dingen op de bon die geïmporteerd moesten worden, zoals koffie, rijst en thee uit Indonesië. De meeste artikelen verbouwden de boeren zelf. Als je een zakje meel nodig had, dan kon je het beste naar een boer gaan. Die had altijd wel een zak meel in huis staan. Daar werd dan een zakje meel uitgeschept. Dat ging heel gemakkelijk.
Maar toen de distributie eenmaal aan het draaien was, werd het een gekkenhuis. Wij konden op zondagmiddag nooit op straat spelen. Want dan zaten mijn tante, mijn broer en ik de hele middag aan tafel stapels distributiebonnen te sorteren en op vellen te plakken. Er mochten geen nummers door elkaar staan, alle nummers moesten op een apart vel en je mocht alleen tientallen inleveren. Om tientallen te krijgen ruilden we met andere winkeliers, ook buiten Zieuwent! Eén keer in de veertien dagen konden de winkeliers hun bonnen inleveren op het distributiekantoor in Lichtenvoorde. Dan kregen ze weer toewijzingen voor aankoop van artikelen bij grossiers.
Als een klant naar de winkel ging, was een distributiebonnetje belangrijker dan z’n portemonnee. Een arme drommel hoefde soms niet te betalen, maar hij moest wèl een bon hebben. Of je kon nòg zo’n dikke portemonnee hebben: je kreeg niets zonder bon. Iedereen was afhankelijk van distributiebonnen. Daarom werden er in de oorlog erg vaak distributiekantoren overvallen. Daar lagen namelijk de reservevoorraden. Die werden na de overval uitgereikt aan onderduikers. Want zij konden nooit naar zo’n distributiekantoor gaan voor bonkaarten. Dan werden er direct vragen gesteld.”
Voor ‘Een nieuwe tijd! Wederopbouw in de Achterhoek’ vertellen (oud)-inwoners over opgroeien, werken en wonen in de Achterhoek in de periode 1940-1965. Dit verhaal over de heer B. Venderbosch is geschreven door Anja Driessen, op basis van een oral history-interview afgenomen door Anja Driessen in oktober 2019. Dit verhaal is geredigeerd door Marja Zandberg en Kees Huntink.
Anja Driessen, CC-BY