In de oorlog werd de tiener B. Venderbosch (1930) uit Zieuwent ingezet als koerier van het verzet. Onopvallend fietste hij vele kilometers met belangrijke berichten in zijn binnenzak. Alleen zijn vader was op de hoogte.
“In het zustershuis zat een man uit Barger-Compascum. Hij had in Groningen voor de ondergrondse gewerkt en werd gezocht door de Duitsers. Daarom dook hij onder. Hij verhuisde steeds, om te voorkomen dat ze hem konden isoleren. Via Twente kwam hij bij Wieggers, een boer die zo’n beetje het hoofd van het verzet in Zieuwent en Mariënvelde was. Na een poosje werd hij doorgestuurd naar de pastorie. Maar de pastoor wilde hem niet hebben, omdat hijzelf ook al op de zwarte lijst van de Duitsers stond. In het zustershuis kon hij wel terecht. In geval van nood trok hij nonnenkleren aan en ging hij tussen een paar biddende zusters in de kapel zitten. Hij was niet zo heel groot, alleen had hij een enorm grote neus. Ik was echt bang dat die neus hem zou verraden!
Ik ging iedere morgen naar de mis in het zustershuis. Op een keer moest ik bij hem komen. Boven op zolder had hij een kamertje, waar hij overdag verbleef als er onraad was. “Nou moet ik het je toch eens vragen.” zei hij, “Zou je wat willen doen?” Hij vertelde mij over de ondergrondse, die hij hier samen met de ondergrondse van Aalten voor een deel leidde. Daar had ik nog nooit over gehoord. Hij had een koerier nodig, die brieven van hem naar de hoofdman van de ondergrondse in Aalten bracht. Ik zag dat helemaal niet zo zwaar in en zei dat ik dat wel wilde.
Ik mocht met niemand over het bezoek aan hem praten, maar ik was toch al niet zo’n prater. Mijn moeder maakte in de voering van mijn jas een zak, waar ik papieren in kon stoppen. Ik heb haar gewoon gezegd dat ik dat wel makkelijk vond als ik eens dingen mee moest nemen. Maar ze wist verder niets. Alleen mijn vader heb ik het verteld.
Ik mocht nooit langs de Radstake fietsen, want daar waren Duitsers ingekwartierd. Daarom reed ik via Varsseveld naar een boerderijtje in het Aaltense Goor. Gewoon overdag en met een boekentas achterop, alsof ik een scholier was. In mijn jas had ik brieven die betrekking hadden op wapendroppings in het Aaltense Goor. Ik moest het tijdstip altijd maar een beetje gokken. Soms wachtte de boer mij op aan een binnenweg en soms wachtte ik op hem in zijn keuken. Ik moest de post persoonlijk afgeven. Dat wist zijn vrouw ook en die gaf me dan wat koffie. Als haar man thuiskwam gingen we achter naar de deel en daar kreeg hij van mij de post.
Ik ben nooit aangehouden. De Duitsers hebben me altijd laten fietsen. De oorlog interesseerde hen helemaal niks. Die dachten alleen maar: “als we maar weer verlof krijgen, dan kunnen we eventjes weg. Die smerige NSB’ers, dát waren de smeerlappen!”
Voor ‘Een nieuwe tijd! Wederopbouw in de Achterhoek’ vertellen (oud)-inwoners over opgroeien, werken en wonen in de Achterhoek in de periode 1940-1965. Dit verhaal over de heer B. Venderbosch is geschreven door Anja Driessen, op basis van een oral history-interview afgenomen door Anja Driessen in oktober 2019. Dit verhaal is geredigeerd door Marja Zandberg en Kees Huntink.
Anja Driessen, CC-BY