"Als iemand overleden was deed de familie de ogen dicht wanneer ze open waren en legden er een munt op. Ze deden de mond dicht en deden een opgerolde handdoek onder de kin, zodat hij niet meer kon loszakken. De luiken gingen meteen dicht en de twee buurvrouwen die het dichtst bij woonden gewaarschuwd dat het zover was. Dan gingen ze daar zo snel mogelijk naar toe en dan werd de persoon, in dit geval een vrouw, gewassen en aangekleed. Dit bestond uit een witte geplooide doek om de hals die met spelden op het hemd of de borstrok gespeld werd al naar gelang de tijd van het jaar. En de lange rok van de dracht. De vrouwen kregen een zwart bont tipmutje op en daar overheen de witte rouwmuts. De mannen gingen in de tussentijd de kistenmaker waarschuwen en die kwam de maat op nemen. En als de kist klaar was, kwam hij om te kisten. De kist werd door twee man op de handkar getild. De kistenmaker zat vaak al te wachten met de kist als de vrouwen klaar waren."
Dit verhaal is onderdeel van de tentoonstelling 'Gelderse verhalen op reis'. De tentoonstelling is ontwikkeld naar een idee van Charlotte Reijngoudt-Giesbers, voorheen streektaalfunctionaris bij Gelders Erfgoed en is mogelijk gemaakt dankzij de bijdragen van de Provincie Gelderland, het Prins Bernhard Cultuurfonds en de medewerking van vele dialectsprekers in Gelderland.
Streektaal
Volkscultuur
1950-2000
Nunspeet
Volkscultuur
Veluwe