Polio is een besmettelijke ziekte die veroorzaakt wordt door een virus. In het ergste geval leidt de ziekte tot verlamming. Sinds 1957 komen alle polio-epidemieën alleen onder bevindelijk gereformeerden op de Veluwe voor. De laatste epidemie heerste in 1978 in Elspeet, Nunspeet en Uddel.
In Nederland hoeft niemand polio te krijgen, omdat de meeste mensen als baby tegen de ziekte zijn ingeënt. Toch loopt nog een op de twintig Nederlanders ongevaccineerd rond. Twintig procent van de groep ongevaccineerden komt uit bevindelijk gereformeerde kringen.
Poliomyelitis, in de volksmond kinderverlamming genoemd, komt in Nederland zeer zelden voor omdat de meeste kinderen vanaf twee maanden de DKTP-prikken krijgen op het consultatiebureau. Zo worden ze gevaccineerd tegen difterie, kinkhoest, tetanus en polio. Volwassenen en kinderen die niet volledig gevaccineerd zijn, lopen risico op de ziekte. Vooral in de (sub)tropen komt polio nog voor en kan het leiden tot blijvende verlamming.
Polio wordt veroorzaakt door een virus en is besmettelijk. Kort na besmetting zit het virus in de keel en kan het worden verspreid via hoesten, niezen of praten. Daarnaast kan het virus aanwezig zijn in de ontlasting van besmette personen, ook als zij geen ziekteverschijnselen hebben. Onvoldoende handen wassen na toiletgebruik kan zo leiden tot besmetting.
De meeste mensen die besmet raken, worden niet ziek; hun afweersysteem houdt het virus tegen. Wie wel ziek wordt, krijgt eerst griepachtige verschijnselen zoals moeheid, lichte koorts en verkoudheid. Daarna kan de ziekte plotseling verergeren met braken, hoofdpijn en spierpijn, gevolgd door verlammingsverschijnselen, meestal aan de benen. Er zijn geen medicijnen tegen polio; patiënten worden opgenomen in ziekenhuizen om complicaties te beperken.
Het principe van vaccinatie werd eind 18e eeuw ontdekt door de Britse onderzoeker Edward Jenner. Hij merkte op dat boerinnen die koeien molkten minder vaak besmet raakten met pokken. Jenner concludeerde dat blootstelling aan koeienpokken het lichaam stimuleerde antistoffen aan te maken tegen menselijke pokken. Het Latijnse woord voor koe, vacca, is de oorsprong van het woord vaccinatie.
Eind 19e eeuw deed de Franse wetenschapper Louis Pasteur baanbrekend werk in de microbiologie. Hij ontdekte virussen, pasteuriseerde melk om houdbaarheid te verlengen en ontwikkelde vaccins tegen diverse ziekten. Het principe bleef hetzelfde: verzwakte of dode ziektekiemen werden geïnjecteerd om het afweersysteem antistoffen te laten aanmaken.
Ongeveer 95% van de Nederlanders is gevaccineerd, maar één op de twintig is ongevaccineerd. De overheid onderscheidt hierbij verschillende groepen:
Hoewel bevindelijk gereformeerden een relatief kleine groep vormen (20% van de niet-gevaccineerden), vonden sinds 1957 alle polio-uitbraken onder hen plaats. Het geïsoleerde karakter van hun gemeenschappen, met samenkomsten in kerk en school, maakt snelle verspreiding mogelijk. Andere niet-gevaccineerde groepen wonen verspreid tussen gevaccineerden, waardoor groepsimmuniteit voorkomt dat het virus zich uitbreidt.
Veel mensen uit streng gereformeerde kerken hebben religieuze bezwaren tegen vaccineren. Zij geloven dat alles, dus ook ziekte, van God komt. De mens heeft dat te aanvaarden. Ziekte kan, in hun ogen, ook een gevolg van zonde zijn, een straf van God. De mens mag dat niet weigeren. Soms zijn het ook andersoortige bezwaren. Zij vinden bijvoorbeeld dat een gezond kind geen prik hoeft te hebben, of zij denken dat de vaccinatie ziekmakend is. Overigens, binnen bevindelijke kringen is wel degelijk discussie over wel of niet inenten.
Niet alle bevindelijk gereformeerden zijn ongeïnjecteerd; een groot deel laat zich wel vaccineren, wat in hun kringen regelmatig tot verhitte discussies leidt. Zo riep dominee Wisse van Elspeet in 1966 tijdens een epidemie de gelovigen op zich niet te laten inenten, wat leidde tot demonstraties voor de kerk.