Het tweede deel van dit spoor begint bij de familie van Herwaarden, een koperslagersfamilie, die tot 1850 zo’n 125 jaar een koperslagerij had aan de Peperstraat te Aalten. Rond 1725 vestigt het echtpaar Everhard van Herwaarden en Berendina van Isendoorn zich in Aalten, waar ze aanvankelijk inwonen bij (schoon)vader Abraham van Isendoorn, een man van stand. Daarna starten ze een koperslagerij aan de straat die later bekend wordt als Peperstraat.
Rond 1725 vestigt het echtpaar Everhard van Herwaarden en Berendina van Isendoorn zich in Aalten, waar ze aanvankelijk inwonen bij (schoon) vader Abraham van Isendoorn, een man van stand. Daarna starten ze een koperslagerij in de straat die later bekend wordt als Peperstraat. Generaties later wonen kinderen en kleinkinderen ook in Weesp, Naarden en Amsterdam, onder wie Jacobus Hendricus van Herwaarden, ook wel geschreven als Hendrikus of Henricus. Hij werd in 1817 geboren te Weesp, zoon van koperslager Jacobus Everhardus van Herwaarden en Anna Catharina Berner, “koperslager- handelhoudster” en weduwe van Frederik Wagener, met wie ze al kinderen heeft. (1) Jacob Hendricus trekt in bij zijn opa Jacob uit Naarden, die in Aalten de koperslagerij heeft overgenomen en die in hem een opvolger ziet. (2)
Van die opvolging in Aalten komt niets terecht. In 1837 vertrekt de twintigjarige Jacob Hendricus naar Amsterdam om vandaar naar Suriname te vertrekken. (3) Op 14 augustus 1837 komt hij aan. (4) Zijn vader – hij zou aan lager wal zijn geraakt – was al eerder naar Suriname vertrokken. (5) In 1831 staat hij geregi- streerd als inwoner van de Saramaccastraat in Paramaribo, beroep: koperslager. (6) Zijn oom Cornelis Bernardus van Herwaarden arriveert in 1838. (7) Beide broers sterven in Suriname echter een vroege dood: oom Cornelis Bernardus in 1839 en vader Jacobus Everhard in 1845. Hij laat schulden na, zo blijkt uit de brief van Jacobus Hendricus aan zijn grootvader te Aalten. Hij vraagt hem onder meer de trouwakte op te sturen, zodat hij alle financiële zaken kan regelen. Grootvader stuurt de gevraagde documenten en verzoekt zijn kleinzoon terug te keren.
Ruim een half jaar later wordt wederom een brief uit Suriname bij de koperslagerij te Aalten bezorgd. Het is tevens het laatste bericht van Jacobus Hendricus uit Suriname. Hij zal niet terugkomen. Hij heeft het niet breed en moet de schulden van zijn vader zien af te lossen, schrijft hij, maar als hij dan toch moet werken doet hij het liever in Suriname. Hij wil niet meer op de mestvaalt staan, zijn toelichting is veelzeggend:
Want mij negers hebben het beter als die geen die zich half dood moet laaten vriessen en i hagel en sneeuw Knollen en spurrie moet pluken en raap te planten, O Als ik daar weer aan denk. Zoo veel tegenspoed als ik hier met ciekte gehad heb dan is het to hier nog heilig.’ (8)
Ofwel, zelfs een relatief arme man zoals hijzelf, kan het in Suriname goed hebben; hier is hij in staat anderen in slavernij te houden. Hendricus presenteert in de brief aan zijn grootvader zijn rol als slavenhouder als een vanzelfsprekend gegeven. Onderwerp is slechts of zij, de slaafgemaakten, het nu beter of slechter hebben dan zijn familie in Aalten. Hij beschikt, zo valt in de brief te lezen, over negen slaafgemaakten en een buiten met twintig stuks hoornvee. Het huis in de stad heeft hij verhuurd. Als hij de brief al heeft ondertekend en schrijft dat de boot klaarligt om hem naar zijn grond te vervoeren, vraagt hij nog hoeveel piauter (samensmelting van lood en tin) men moet mengen met 10 pond geel koper; ook in Suriname werkt Jacob Hendricus uit Aalten als koperslager.
Dit is deel 2 van het spoor over Jacobus Hendricus van Herwaarden. Lees hier ook deel 1 en deel 3.
Geïnteresseerd in meer verhalen over het slavernijverleden van Gelderland, Nederland of de wereld? Kijk dan vooral op de website van Mapping Slavery.
Bronnen en verder lezen:
Ineke Mok, CC-BY-NC