
Volgens het wijkregister van Paramaribo van 1846 woont hij aan de Jodenbreestraat 43 B (nieuw nummer), is hij 27 jaar, koperslager, en op zijn erf woont een zwarte vrouw en een zwarte jongen, beiden in slavernij. (1) Het kan zijn dat hij dit huis toen of later verhuurde, zoals hij aan zijn grootvader schreef, terwijl hij zelf op zijn buiten verbleef, waarmee hij waarschijnlijk houtplantage Nieuw Weergevonden op het oog had in district Para aan het Pad van Wanica, waar hij in 1849 woonde en in die tijd had verworven. (2)
Na de dood van zijn vader beschikte Jacob Hendricus van Herwaarden ook volgens de Surinaamse archieven, over negen of tien slaafgemaakten van zijn vader, van wie hij Bergere, Eduard en Maria op de publieke veiling kocht. (3) Zijn vader had meer slaafgemaakten, in totaal stonden er zeventien op zijn naam. Een aantal van hen had hij in de jaren voor zijn overlijden al verkocht.
In een slavenregister van 1852 van de weduwe Martha Maria Jacobs, geboren Scholte, komen we Jacobus Henricus van Herwaarden wederom tegen: hij blijkt met haar gehuwd te zijn. (4) Ze koopt Jauw, diens zuster Bebé, drie van haar kinderen en haar twee kleinkinderen. Zij worden later tot eigendom van Van Herwaarden gerekend, uiteindelijk staan 28 personen op zijn naam. (5) Reden kan het overlijden van zijn vrouw zijn in 1857. (6) Steeds gaat het om zogenoemde ‘privé-slaven’, die dus niet, hoewel allen op de plantage Nieuw Weergevonden woonden en werkten, onderdeel van de plantage zijn.
Beschikte Van Herwaarden in 1859 nog over achttien zogeheten privé-slaven, (7) ten tijde van de afschaffing van de slavernij in 1863 heeft hij nog zestien personen in eigendom, die allen op de plantage Nieuw Weergevonden wonen. (8)Als vrije mensen krijgen ze een achternaam, vier van hen heten voortaan Waarden, en zijn duidelijk vernoemd naar Van Herwaarden. Het gaat hier om Elisabeth, geregistreerd als huisbediende, haar broer William van 16 of 17, grondwerker, en twee kinderen van Elisabeth, Evelina van 2 of 3 jaar en de kleine Louisa van 1 jaar oud.
Als compensatie voor zijn zogenaamde ‘verlies aanslaven’ ontvangt Van Herwaarden 4800 gulden uit de koloniale kas, omgerekend naar nu ruim € 50.000 (i.e.2016). Twee jaar later, in 1865, verlaat hij Suriname en vestigt zich in Zandvoort. (9) En hiermee eindigt het verhaal over Jacobus Hendricus van Herwaarden, telg uit een koperslagersfamilie in Aalten, die met vader en broer naar Suriname ging, en zijn kwaliteit als koperslager inzette voor de productie van suiker en zelf ook slavenhouder werd. Zijn verhaal begon echter met Evert van plantage Vossenburg, die hij opnam in zijn testament.
Nergens is echter een verwijzing naar een relatie tussen kleine Evert, zoon van Mariaantje van plantage Vossenburg, die overigens nog meer kinderen had, en Jacob Hendricus van Herwaarden te vinden. Hij droeg Evert blijkbaar een warm hart toe. Mogelijk had hij een relatie met Mariaantje en had hij de naam Evert voorgesteld, de voornaam van de stamvader van de familie Van Herwaarden. Hebben zijn bewindvoerders Mariaantje ooit geïnformeerd over de dood en het testament van Evert van Herwaarden?
Maar net als de naam Evert Uithoorn, mogelijk zijn zoon, lijkt ook Jacobus Henricus van Herwaarden na dit testament van de aardbodem verdwenen. Geen enkel document is gevonden waarin zijn naam nog voorkomt. Wellicht heeft de Gereformeerde Kerk van Aalten ooit wel de driehonderd gulden ontvangen ten behoeve van de armen aldaar.
Dit is deel 3 van het spoor over Jacobus Hendricus van Herwaarden. Lees hier ook deel 1 en deel 2.
Geïnteresseerd in meer verhalen over het slavernijverleden van Gelderland, Nederland of de wereld? Kijk dan vooral op de website van Mapping Slavery.
Bronnen en verder lezen:
© Ineke Mok, CC-BY-NC
Bedankt voor uw feedback.