Dit is een fragment uit het oorlogsdagboek van Idelette Bech uit Wolfheze, daterend van 14 september 1944 – januari 1945. Ze beschrijft hoe zij het bombardement beleefde, en de bevrijding door de “Tommies” daarna, die veel indruk op haar maakten.
Om half twaalf werd Wolfheze gebombardeerd. Niemand was er op voorbereid. Honderden vliegtuigen vlogen over, heel hoog. Noekie, Annie Meyerink, Marieke en ik kwamen uit de kerk. We ontmoetten Dinie’s vader en zodoende bleven we staan praten. Om plusminus half twaalf, iets eerder was het, gingen we huiswaarts. We liepen in de Lawijkerhof toen we een granaat hoorden gieren. We schrokken reusachtig en meneer Jansen, de muziekleraar, riep ons binnen. Steeds vlogen ze maar over. Het is niet te beschrijven hoe verschrikkelijk het was. Ook kan ik onmogelijk zeggen hoe lang het duurde. We hoorden kraken en gillen onder het bombardement. Even was het stil, alleen de kinderen schreeuwden en gilden. Opeens, daar kwam het weer. Het leek dichterbij te komen. Ik stond in een hoekje van de gang gedrukt met twee kinderen voor me. Noekie stond naast ons. Marieke was tegen de grond geslagen. Annie Meyerink bad hardop voor ons. Het was een kreet: God!
Het was voorbij. We stormden naar buiten. Naar huis. Het huis waar we in waren was ingestort. Een wonder zoals we er allen levend uit zijn gekomen. Voor ons een vuurzee. De winkel van Silfhout. Gewonden werden weggedragen, kreunende en kermende mensen overal op straat. Johan Droog kwam de straat op gestrompeld, wit als een lijk, met bloed overal. Nu is hij gestorven.
Toen we dichter bij huis kwamen, zagen we de ongedeerde Duitse auto. Ik vroeg aan een mof of ons huis er nog stond. Ja! Allen waren ze gered thuis. Ze hadden ook zo over ons in angst gezeten. Toen hoorden we de vliegtuigen weer aankomen. We werden weer erg bang en gingen in ’t eikenshek liggen. Steeds lager kwamen de vliegtuigen. Nog lager kwamen ze. Ik bibberde en wist me geen raad. Opeens: parachutisten! Engelsen. We zijn naar Jurrius gegaan en van daar uit zagen we de invasie. Prachtig gezicht was het toen de vliegtuigen de parachutisten eruit lieten. Gejuicht hebben we, ondanks het voorafgegane. Daar kwamen de Gliders, honderden daalden om de boerderij. Niets dan Tommies! Even later kwamen ze aan, handen gegeven, gelachen en gepraat. Engels gepraat in plaats van Duits. We konden het niet indenken: invasie!
’s Nachts hebben we met zijn dertigen ongeveer on de schuur geslapen, in het stro. We lagen al toen we opeens hoorden: ‘Daar zijn we eindelijk.’ Het was een Hollandse officier. In 1941 naar Engeland gekomen en daar in het leger. Hij is gedecoreerd door de koningin. Hij heeft nog veel verteld en samen hebben we het Wilhelmus gezongen. Die nacht was het rustig. Om de schuur in de velden liepen de Tommies, granaten suisden door de lucht. Niet geslapen. De volgende morgen eerst met Tommies staan praten. In zo’n Glider geweest. Duitse krijgsgevangenen gezien. Toen naar Wolfheze. Dat was een vreugde. Niets dan Engelsen. Wolfheze was VRIJ! Geen Duitser meer te zien.
Bij ons thuisgekomen zagen we de aangerichte schade. ’t Was vol Tommies. Ons bed was beslapen. Leuk idee. De anderen waren allen aan ‘t praten met Tommies. Veel lekkers kregen we van ze, chocola, zuurtjes, sigaretten, enz. Bij Marieke’s huis heb ik een hele tijd met een Tommie staan praten. ‘You speak your English perfect’, zei hij. Schattige Tommie.
Idelette Bech , CC-BY-NC