Trudy Rietveld maakte in 1944 de razzia in Putten mee, direct nadat zij gevlucht waren voor het oorlogsgeweld in Arnhem. Ze vertelt over haar herinneringen.
'De morgen na onze aankomst in Putten zaten we aan het ontbijt in het bakhuis, dat wij als huiskamer mochten gaan gebruiken. Plotseling kwamen twee Duitsers en een Nederlandse politieagent binnenlopen. Papa moest mee naar het dorp, zeiden ze, het zou om persoonsbewijzen gaan. Papa trok zijn jas aan en liep mee. ''Ik geloof er niks van," zei mama ongerust en vroeg bij een boer wat ze daar wisten. Er waren meer mensen opgepakt, bleek toen. De boer niet, omdat hij werk voor de Duitsers aan de spoorlijn deed.
Mama en ik liepen later de lange weg af naar het dorp. Op het kruispunt met de Zuiderzeestraatweg stonden twee Duitse soldaten. We mochten het dorp niet in, omdat er geschoten werd. Maar Mama moest de volgende morgen terugkomen met brood voor haar man. "Und keine Kinder mitnehmen!," beten ze ons toe. De volgende morgen vertrok mama al vroeg.
De boer had intussen gehoord, dat in de buurt van Nijkerk verzetsmensen op een auto met Duitse officieren hadden geschoten, waarbij er enkelen waren omgekomen. Als wraak haalden ze overal mannen op, die zaten nu in de school naast de grote Dorpskerk.
De boerin bleef de hele dag zo veel mogelijk bij ons. Ieder ogenblik rende iemand naar buiten om te kijken of mama en papa er nog niet aankwamen en 's middags zagen we in de verte dikke zwarte rookwolken. ''Ze hebben het dorp in brand gestoken,'' zei boerin Gerrie ontzet. We barstten allemaal in snikken uit.
Gelukkig kwamen snel daarna onze ouders aanlopen. Papa liet zich uitgeput in een stoel zakken. Mama vertelde ons en het boerengezin het hele verhaal. Papa was die nacht met alle mannen in de school geweest. Eten, drinken en slapen hadden ze niet gedaan. Af en toe had papa op de grond kunnen liggen. Hij had de Duitse bewakers horen praten. Putten had bij kazernecommandant Fullriede in Harderwijk een slechte naam. Er werd constant verzet gepleegd en de man broedde al langer op strafmaatregelen. Deze overval bij Nijkerk gaf de doorslag. Er waren ruim zeshonderd mannen opgepakt waaronder veel evacuees. De vrouwen die de volgende dag hun mannen eten brachten, moesten in de kerk gaan zitten. Die zou in brand worden gestoken en de mannen moesten naar een kamp in Duitsland.
De volgende morgen werden de jongens onder zeventien en de mannen boven vijftig jaar vrijgelaten. Papa had tegen een Duitser gezegd, dat als hij naar een concentratiekamp moest, ze hem beter meteen maar konden doodschieten, want hij was al niet in orde toen we uit Arnhem weggingen en hij zou dat geen drie weken overleven. Hij zag er ook vreselijk ziek uit en de Duitser besloot, dat Papa ook mocht blijven. In de volle kerk vond hij mama en samen wisten ze te ontsnappen. Papa was zo vreselijk moe geweest dat ze heel lang over de weg naar de boerderij hadden gedaan.
Ze hadden onderweg ook brand gezien. De boer zei later, dat er honderd huizen waren afgebrand, in elke straat een paar. Omdat er geen wind was, hadden de mensen de andere huizen nat kunnen houden en was de schade beperkt gebleven. De kerk was er niet bij. Wel waren die zondagmiddag in het dorp nog acht mensen op straat doodgeschoten. ''God heeft mij wonderbaarlijk gered,'' zei papa toen de boer en de boerin met hun kinderen uit het bakhuis waren vertrokken. Veel later begrepen wij pas, hoe groot ons geluk was geweest, Na de bevrijding bleek, dat meer dan zeshonderd mannen de concentratiekampen niet overleefd hadden.'
Rijnbrink, de Gelderse Bibliotheken en Erfgoed Gelderland gingen tussen maart en mei 2021 samen op zoek naar Gelderse oorlogsverhalen. Lees ook de ander oorlogsverhalen in de special 'Getuigen van de Oorlog'. Dit verhaal is gebaseerd op de herinneringen van Trudy Rietveld, lees deel 1 hier & deel 3 hier.
Thea van der Wal & Trudy Rietveld, CC-BY-NC
Getuigen van de oorlog
Personen
Tweede Wereldoorlog
1900-1950
Putten
Veluwe