Liefde en respect voor kapel en begraafplaats

Kapel en begraafplaats Staverden

De heer Molenaar is bestuurder van de Stichting Hervormde Kapel Staverden. Hij vertelt over het kerkje en begraafplaats bij het landgoed Staverden. Het landgoed Staverden ligt tussen Elspeet, Uddel, Garderen, Speuld en Leuvenum.

We hebben een afspraak bij de kapel van Staverden om half elf. Mijnheer Molenaar laat wat op zich wachten want zijn olie kachel is stuk en er is nauwelijks meer een reparateur te vinden die oliekachels kan herstellen. Voor mijn gevoel stappen we terug in het verleden wanneer we de kapel binnengaan. De kerkdeur valt in het slot. In het portaal hangt een bord: ‘verboden onder de banken te spuwen’. Het dertigerjaren interieur van de kapel is sober en strak, de gebrandschilderde ramen geven de families aan die hier ooit Heer van Staverden waren. Te beginnen bij de Hertog van Gelre. Voorin zijn twee met leer beklede banken voor de familie Sandberg en de familie s’Jacob, op het liturgisch centrum. In de muur is een deur naar de consistorie, een sfeervolle ruimte, waar men met plezier kan vergaderen. Op de zolder van dit vertrek staat het orgel in verbinding met de kerk. Mijnheer Molenaar maakt een kopje koffie voor me en ons gesprek kan beginnen.

Als kind

Mijnheer Molenaar, bent u hier geboren?

“Ja, in Leuvenum, ‘de Zwarte boer’ in 1928. We zijn twaalf, dertien jaar weggeweest hier en hebben in Groot Warnsborn gewoond. Mijn vader was hotelhouder en hij had ‘de Zwarte boer’. En toen wij groot werden, was hier geen school in de buurt en toen konden we in Arnhem naar school om verder te leren. En toen heeft mijn vader ‘de zwarte boer’ er bij gehouden en daar is een zetbaas opgezet, zoals ze dat vroeger zeiden, een beheerder. En mijn vader op Groot Warnsborn, en die kwam één keer in de week, dan ging hij een keer met de auto op en neer om de zaak bij te houden… Daar zijn we allemaal groot geworden. Ik was vier, vijf jaar toen ik wegging hier. Ik ging daar meteen naar de lagere school terwijl hier ook een lagere school was, en daar zaten toen in die dagen zestig, zeventig leerlingen op. En dat is in de loop der jaren steeds minder geworden. Want de mensen bleven wonen hier, de oude mensen en de kinderen gingen allemaal weg. Er kwam niks meer achteraan. Ja, dat is jammer. En toen hebben ze vanuit Ermelo, van de gemeente, gevraagd of de meester hier moeilijk lerende kinderen kon opvangen. En toen kon het schooltje nog een jaar of wat bestaan en toen hebben ze het schooltje in 1980 weggedaan, ja dat was toen het einde. En nou is het in het bezit van de hervormde kapel of van de hervormde gemeente Ermelo. En houden ze nou catechisatie en jeugddiensten in, en alles wat om de kerk gebeurd. Want dat deden ze vroeger hier in de consistoriekamer, hier catechisatie, ja, dat ging toen uit van de familie s’Jacob nog.”

Familie s'Jacob

Dus eigenlijk was eerst de familie s’Jacob verantwoordelijk voor deze kapel?

“Ja, alles, en die had het beheer er over, of je hier kon trouwen of niet. We hadden trekkersdiensten buiten zomer, dat ging uit van de Algemeen Maatschappij voor Jongeren. De AMVJ was dat.”

Ik zag dat hij ook het Gelders Landschap mee heeft helpen oprichten in 1924?

“Wie? Mijnheer s’Jacob? Nee, die heeft in 1905 overgenomen van de familie Kempen. Die waren hier toen landheer van 1835 tot 1905. Want het is van landheer op landheer overgegaan. De ene die kocht het van de andere en toen is mijnheer s’Jacob gestorven in 1962 en toen heeft de familie besloten het landgoed te verkopen - ze wouwen het in de zelfde staat houden, zoals het was en nu nog is - aan het Gelders Landschap. En die heeft het gekocht voor 7,3 miljoen guldens, in die dagen. En toen met de erfgoeddeling is de kapel, de kosterwoning en de begraafplaats er uit gehouden. Vroeger was het een vereniging en dat is door de wetgeving in 1980 veranderd. Want een vereniging moest leden hebben en een jaarvergadering houden en al die toestanden meer, zeggenschap, en dat wou de familie niet, hebben ze het omgezet in een stichting. Hier zitten vijf leden in en vijf bestuurders en dan is het een gesloten boel geworden. Dus je hebt geen verantwoording af te leggen aan de gemeente niet en we hebben wel op vergadering van de kerk vragen. Dat ze vragen: “Kunnen we dit in de kerk doen of dat doen?” en dan ging allemaal aanvragen naar de stichting, net als vroeger naar s’Jacob ging.”

Begraafplaats

“Ik zit in de stichting als penningmeester vanaf 1975. De voorzitter is getrouwd met een kleindochter van s’Jacob en nog eentje die is van Schelle, die is ook getrouwd met een  dochter van s’Jacob en die kleindochter zit ook in het bestuur. Dus er zitten er nog twee van de familie s’Jacob eigenlijk. Het onderhoud wordt betaald uit eigen middelen: uit collecten, giften, huwelijkse diensten, en allerlei soorten activiteiten, zangdiensten, die treedt wel eens op ‘n een paar keer per jaar met kerst, trouwdiensten, rouwdiensten, ook wel van buiten, van mensen die hier veel gewandeld hebben. Die wouwen hier in de kerk een rouwdienst houden. Maar begraven niet, dat is alleen voor mensen van Staverden én Leuvenum. Het is een bijzondere begraafplaats,”

En dat is sinds 1930?

“Ja, 1931.”

En hebben de bewoners dan nog een andere begraafplaats gehad? Of is die er nog?

“Ja, de eerste die hier gestorven zijn, de grootouders van mijn vrouw, die woonde hier ook, maar die zijn allemaal in Ermelo begraven, omdat hier geen begraafplaats was. De eerste die hier begraven is, dat is een tuinman van s’Jacob geweest. Die is in 1928 gestorven, er was hier ook geen begraafplaats. Die is toen in Elspeet begraven en toen het hier in 1931 klaar was,  toen is, ze waren van katholieke huize, die van B. hier herbegraven. Dat was de eerste toen in 1931. Ze woonde hierzo, die van B. Die had een tuinmanshuisje. Ja, die hoorde bij de gemeenschap. Zo was dat toen in die dagen.”

Dat heeft u van horen zeggen? U was toen heel klein, vier jaar?

“Ja, in 1928. Dat is toen gekomen, toen we hier in het stichtingsbestuur kwamen, toen kreeg je het register van begraven, daar heb ik het meest uitgeput. Ja, maar van zestig jaar geleden, want ik ben nu tachtig zo onderhand, daar weet ik veel van de bewoners, die nu hier ook allemaal begraven zijn, de mensen die ik goed gekend heb.”

Werkende jaren

Want u bent hier teruggekomen? U heeft uw studie gedaan of school en toen bent u terug gekomen naar Staverden, heeft u de Zwarte boer geleid?

“Ik ben in militaire dienst geweest, direct na de oorlog, naar Engeland geweest, toen tweeënhalf jaar naar Indië en terug, nog weer hier vanwege de toestand in Indië terug. Vanwege de toestand mocht je daar niet blijven, anders had ik bij de KLM gesolliciteerd om daar te blijven, want ik had al mijn papieren. Toen ben ik teruggekomen en ben ik nog een paar jaar bij de nationale luchtvaartschool geweest, toen nog drie jaar bij de rijksluchtvaartschool. Toen begon die kalvenmesterij in opkomst te komen. En toen ben ik hier gekomen bij wat nu mijn schoonouders zijn, de familie Gardebroek. Die hadden hier een molenaarsbedrijf. En ik was heel technisch en het bedrijf werd steeds groter, dus ze konden mij goed gebruiken. En daar ben ik zo in opgegroeid en ben ik de laatste twintig jaar in het buitenland geweest. Voor het bedrijf, voor de veevoeding en vlees, aankoop van kalveren en heb ik de know how overgebracht aan de mensen. De technische dingen, van het kalveren voeren, het bekijken van de beesten. Het hele gebeuren er rond omheen, ja totaal vanaf 1952, ben ik hier zo al een beetje begonnen, ben ik al ingeburgerd nadat ik uit Indië kwam. Dat is mijn persoonlijke verhaal. Nee, ik had geen ambitie om hotelhouder te worden en al hellemaal geen kok. Mijn broer heeft het overgenomen toen van mijn vader, die is in 1959 gestorven en toen heeft mijn broer de opleiding gehad in het Oranjehotel in Breda en toen is hij naar huis gekomen en toen is hij gaan koken en hij is er vorig jaar uit gegaan. Hij was ook al 76 en ziek ... en ja, en dit jaar is het pas weer heropend, ‘de Zwarte boer’, heel luxe geworden.”

Hotel

O,ja ik herken het van een paar jaar terug. Een aantal jaren terug, ik vond het zo grappig dat die dames in een zwart jurkje liepen.  

Ja precies, met een rokje en een blouse. Ja, precies zo was het toen. Dat is nu allemaal veranderd, nu is het een modern bedrijf geworden. Luxe slaapkamers, de brandpreventie deed moeilijk op den duur. Er zat teveel asbest in. De brandpreventie was heel niet goed.  Dus overal moesten brandbeveiligde deuren in. De plafonds waren niet goed, moesten allemaal brandbeveiligers, alles. Er moest een sprinklerinstallatie komen, je weet wel hoe dat gaat.”

“Hier hebben we voor de brandpreventie nooduitgangen en voor calamiteiten, als er eens wat gebeurt, het dak eens in elkaar zakt, je weet niet wat er gebeurt. En toen stonden hier de stoelen van de catechisatie in de consistorie. Het hele pad moest vrij blijven want daar stonden ook altijd stoelen in, zo vol was de kapel. En die moesten ook allemaal weg en deze ruimte hebben we vrij moeten houden voor eventuele oude mensen, ook nu zondags, die flauw vallen. Dat hebben we verschillende keren meegemaakt. Dat we ze ergens onder kunnen brengen. Want hier (hij wijst op de consistorie) zaten ook altijd mensen mee te luisteren, er hingen hier speakers aan de wand en dat wouwen we hier niet meer, nee, want als er een dokter moet komen en alles. En hier zit het vol met mensen. Dat ging ook niet meer, en dat hebben we toen tevens gelijk veranderd.”

Kerk

Vandaar dat het nu echt beperkt is tot mensen in de kerk, want ik heb begrepen dat je vroeg moet komen als buitenstaander om een plek te krijgen.

“Want we hebben vaste plaatsen, heeft u wel gezien. Dat is voor de boeren, die zijn door de week altijd druk en zondags ook. Met de hand melken en ze moeten veel vroeger op en dat was toen altijd in die dagen, toen was het al drukker en dan hadden die mensen geen plek en dat kon niet en toen hebben we die bordjes gezet. Je hoort wel eens, als mensen komen kijken, zeggen: “Dat is niet democratisch hè?” Maar het was wel noodzaak.”

Ja, dat vind ik ook. Dit kerkje betekent ook wat voor de gemeenschap?

“Ja, heel veel omdat het meer een gemengde bevolking was, hier hè. Wij waren nou de ingezetenen, de geborenen. Maar later toen er geen kinderen meer waren en de ouderen gingen weg, kwamen andere mensen hier in, op de boerderijen, ook op Staverden. De ene ging naar die kerk, en die ging naar die kerk en toen is het een beetje uit elkaar gevallen  Maar we hebben ondanks dat evengoed die borden, omdat we nog vijf grote boeren hier hebben en nog wat huishoudens. Die bedrijven zijn hier groot geworden in Leuvenum en Staverden. We hebben één, twee, drie ,vier, vijf en er zijn nog drie in Leuvenum. Ja, dat zijn wel acht, negen boerderijen nog totaal.”

Bestuur en begraafplaats

En zitten hiervan nog mensen in het bestuur van de stichting?

“Nee, ik ben de enige en freule jonkvrouw Sandberg van Leuvenum, maar die zit al van 1960 in het bestuur. Want dat is gewoon van moeder overgegaan naar dochter. Mijn oudste dochter gaat mij straks vervangen. En de freule is een dochter of kleindochter van professor D. Die gaat haar vervangen want die zit in het stichtingsbestuur van Leuvenum. Na jaren misschien, dan kunnen die mensen daar weer een ander in de stichting benoemen en wij moeten van onze kant iemand benoemen. Zo gaat het naar mijn dochter of misschien een ander. Ja, het is altijd moeilijk geweest want ze wouwen wel in de stichting zitten, hier van Staverden en Leuvenum, maar dat wou de familie s’Jacob niet. Nee, die wilde geen mensen van hier. Toen mijnheer s’Jacob gestorven is, heeft die nog voor die tijd tegen mijn schoonvader gezegd: “U komt in de  stichting voor mij”. En zodoende  is het gekomen. Dat is tot heden ten dage vanaf 1963 is dat zo doorgegaan. Dus dat liep best goed zo en nog.”

“De begraafplaats is een bijzondere begraafplaats alleen voor de inwoners van Staverden en Leuvenum. Maar ondanks dat. De mensen die hier gewoond hebben allemaal, de kinderen die hier weg gegaan zijn, zijn hier getrouwd en ze hebben hun kinderen hier laten dopen. En de ouders liggen hier en hun kunnen er niet bij begraven worden. Je moet zien: de ruimte is hier ook beperkt, anders had het allang vol gelegen. En daar hadden ze toen begrip voor. Ook met die crematies, toen zeiden ze: “Kunnen we dan de as hier uitstrooien?” Ik zeg ook: “Maar we hebben hier geen strooiveld”. Dat moet ook in de stichting besproken worden.

Ja, ja. Het stichtingbestuur moet daarover beslissen, dat kan ik zelf niet doen, ook geen twee. Mijn dagelijks werk doe ik altijd met jonkvrouw Sandberg, met de freule, gewoon de dagelijks dingen. Als er wat moet gebeuren of wat ook, dat kunnen we zelf regelen. Maar echt aparte dingen zoals een strooiveld voor crematie en zo, daar beslist het bestuur over.”

Want ik heb gelezen over zo’n fietsroute over en langs de begraafplaatsen hier in de omgeving. Daar stond in dat hier wel een urnveld of een colobareum geweest is. Maar dat dat weer weggehaald is.

“Ja, dat is in 1979 afgebroken. Dat was een dochter van Sandberg of van s’Jacob, die had dat toen een keer in het bestuur gezegd. Er was zoveel onenigheid in de familie geweest en toen heeft ze gezegd tegen me: “Piet, dat colobareum wordt afgebroken”. Toen zeg ik: “Waarom?” Sonia heette ze zegt: “Dat is voor de familie, dat vertellen we niet”. Dus de reden waarom dat gebeurt is, weten we niet, maar er stonden wel urnen in van de familie van, van Leeuwen, van de Gist en Spiritusfabriek. Daar is mevrouw van s’Jacob, dat was ook een van Leeuwen, die was een dochter van de oude oprichter van de Gist en Spiritusfabriek in Delft. Of nee, nou haal ik twee dingen door de war. Van van Nelle de theefabriek. Ja.”

En de begraafplaats, ik zag dat het ook heel bijzonder was dat het ingericht was door een mijnheer die berg en bos in Apeldoorn ook had ingericht.

“Ja, dit is de landschapsarchitect van Nes uit Amsterdam, heeft het aangelegd in 1930 en is gereed gekomen in 1931. De familie heeft er een landelijke begraafplaats van gemaakt.”

En zijn er nog speciale regels voor het onderhoud van de kerk en omgeving?

“Nou we hebben jaren een tuinman gehad, omdat de vorige koster, hij woonde hier wel, maar die was ambtenaar bij de gemeente en die zat eerst in Bunschoten en toen in Ermelo en toen ging hij verhuizen naar Apeldoorn, steeds promotie maken. Die had nooit geen tijd om te helpen, wel met graf delven, dat deden we allemaal zelf. Toen hadden we een tuinman, maar ja, dat waren allemaal professionele  mensen en die werden op den duur te duur. Ja, die hadden mensen al jaren in dienst, die hadden zo’n hoog uurloon. En wij deden alles, begraven en graf delven, deden we allemaal pro Deo. Ik als persoon en mijn schoonzoon, die hielp wel eens of een ander, dat deden we allemaal zelf. Maar nu hebben we een koster, die onderhoudt dat nu, want die werkt bij de groenvoorziening van Ermelo en die doet dat tussentijds met hulp van anderen vrijwilligers, we onderhouden nu zelf. Ja, want die kostenpost werd veel  te hoog. Je bent onderhevig aan collectes. Dat is vrij. Op vrijwillige basis, je weet nooit wat je krijgt.”

En ik begreep ook al dat mensen kosteloos begraven werden?

“Ja, of een heel laag tarief en dat hebben we ook in de jaren naar boven gebracht want we moesten toch dingen elke keer kopen, aanschaf van beplanting en zo, wat dood ging weer herplanten en zo.”

Wie is nu koster en tuinman?

Grietje en Henk M. Dat is het kostersechtpaar. Hij doet ook de zondagse dienst en de vrouw Grietje doet meestal de huwelijken en de administratie ook, afspraken maken. Ze  wonen op Staverden.”

Trouwen

En als ik hier zou willen trouwen, kan dat?

Ja, dat kan, dat moet je aanvragen. Voor het volgende jaar zijn er in de agenda alweer dertig aanvragen. Dat begint al in het begin van het jaar voor het nieuwe jaar. Want de meesten trouwen op dezelfde dag hè, dat is vrijdag en soms hebben we er weleens twee,  maar dat liep toen ook niet goed. Omdat, ze komen overal vandaan, die mensen vanuit heel Nederland en dan staan ze in de file, en dan heeft het in het gemeentehuis lang geduurd. Nou, en dan heb je die tweede afspraak al, en dan loopt het door elkaar en dan kan de dominee dat eerste huwelijk niet afroffelen. En nu hebben we de tijden verder uit mekaar gezet. De eerste om twee uur en de tweede om vier uur, half vijf. Dat doen we ook liever niet, elke keer hoor. Dan kan je hier onderhand wel een bed neerzetten (lacht.) Dan kom je helemaal niet meer thuis. Maar dat loopt nu heel goed, of ze verzetten het naar de donderdag of de woensdag. Dat regelt de koster allemaal. Aparte dingen zoals gemengde huwelijken dan moesten ze even vragen. Want hier heeft ook een pastoor een dienst gehad, half katholiek, half protestant maar dan heeft de dominee de leiding want het is een hervormde kapel. Maar andere gemengde diensten, zoals joodse diensten hebben we nooit aanvragen van gehad, ook niet van homohuwelijken of lesbiennes.”

Onderhoud

Mijnheer Molenaar laat me de gebrandschilderde ramen zien met de wapens van de families van Staverden en Leuvenum. We lopen door het kerkje naar buiten. Hij wijst op de psalm boven de deur en zegt: “Psalm C. De C staat voor honderd, dat wist de onderwijzer ook niet”.

Door het hek en over het krakende grindpad komen we bij het baarhuisje.

“Het wordt nu gebruikt voor gereedschap en de metalen baar, ook het materiaal voor het inpakken van het beeld op het kerkhof staat er in. We kunnen ons prima redden. En het is allemaal geschilderd. De daklijsten zijn vervangen. Het staat hier onder de bomen hé. En het moet toch onderhouden worden, anders zakt alles in elkaar. Want ze denken wel de begraafplaats, is een beetje bijhouden, ja dat weten we ook wel, maar je moet er wel wezen.  Kijk, nou moet je weer bladblazen en dat kost weer benzine. En we hebben een jaar of wat geleden het hele hekwerk vernieuwd. Want er zat een ijzeren hekwerk omheen en dat is in de jaren in elkaar gezakt en dat was helemaal verroest, en dan hebben we dit er omheen laten zetten (er zit nu gewoon ijzerdraad). Toen in die dagen dat het vee los liep of dat het uitbrak, die gingen hier de begraafplaats over, vandaar het hekwerk.”

Begraafplaats en de ''bewoners''

En nu heb je geen last meer van reeën en herten?

“Ja, die springen er wel eens in, maar we hebben er niet zoveel last meer van. Kijk, dit was de afdelingen van Leuvenum en dat noemde ze Leuvenumse kant en aan deze kant was de Staverdense kant. Dus dat was gescheiden. Dat is vol nu en er zijn er nog bij die leven, als dat vol is dan beginnen we op die zijkant. Kijk, hier daar heb je de gedenksteen van s’Jacob. Hier liggen ze zelf begraven. Mevrouw en mijnheer s’Jacob en baron van H., die is getrouwd ook met ’n van L., en daar zijn de andere twee van L. die verongelukt zijn. Dat zijn urnen, die hebben in het colobareum gestaan.  Dat colobareum heeft hier gestaan, en daar is het gedenksteen voor gekomen met van s’Jacobs symbool, het wapen van s’Jacob.”

“Ook van de familie s’Jacob, M., die is getrouwd met een zus van s’Jacob. En hiernaast ook, ook een s’Jacob, Charlotte s’Jacob de B., nou die is 1910 geboren en in 2008 gestorven, dat was een hele leeftijd. En hier mevrouw M., dat is mijnheer zelf en dat is... En de familie zelf mag hier nog begraven worden. Nou, dat is nou zowat gebeurd. Daar ligt de familie van de M., daar in die hoek, die zijn ook met de s’Jacobs getrouwd. Daar ligt grootmoeder, moeder, en vader, en de kleindochter die had ook gevraagd of ze hier begraven mocht worden, maar daar zijn we nog niet over uit. Nee, dat kan niet zomaar. Ja, ze heeft het wel gevraagd… En daar ligt de familie Sandberg die horen ook in de stichting. Hier staat een replica van een Frans beeld, ‘Le chagrijn’. In Parijs staat het origineel…”

“De aanplant, er staat van alles, het moet een gesloten geheel blijven, mevrouw Sandberg, dat was freule Kiek, die zei: “Piet, het kerkhof moet zo aangeplant zijn, dat als andere mensen er lopen, dat je ze niet kan zien”. Dus van alle hoeken, kun je praktisch niets zien. Als wij dan rondlopen, dan lopen hun de andere kant op (er lopen twee vrouwen over het kerkhof), maar je ziet niemand, vandaar dat gevoel van kamers. Ja, dat wilde ze per se hebben, niet allemaal van die kaalslag maken. Kijk, hier heb je die van B. 1928, die is drie jaar later herbegraven uit Elspeet. Dat waren hele fijne mensen. Kijk, dat is ook een van Bommel, een vrouw geloof ik, en daar J.L.,  weer een man. Er liggen twee families liggen hier. Maar daar is wat over te doen geweest hoor, van Elspeet hier naar toe in 1931. De bevolking wilde het niet hebben. Ze stonden toen de stoet hier langs kwam, stond de bevolking met de rug naar de weg toe. En s’Jacob had gezegd, dat ze de pet af moeten zetten, nee, ze wilde er niets van weten. Hier familie L., en daar…  deze J. v. d P., die heeft heel wat jaren van Nedloyd op kantoor gezeten. Dus die heeft lang gewerkt hier. Maar die wilde hier niet begraven worden. Kijk, maar dat wilde mijnheer s’Jacob: wie voor hem werkte en goed was, die mocht hier begraven worden...”

Mijnheer Molenaar streeft er naar dat echtelieden naast elkaar begraven worden.

“Dat stond in het blaadje, dat je geen twee mensen bij elkaar mag begraven. We kunnen hier niet twee diep graven want dan zitten we op het grondwater. Op 110 cm wordt de grond zachter, dan gaat het water al stromen. Dan maar naast elkaar en als er een jaar of vijftien, twintig tussen zitten, dan kunnen ze wel bij elkaar. Hier ligt een boswachter … die had een leverontsteking, die was zo dood. Ja, de familie s’Jacob had in die dagen, want dit ook, die heeft ook in het bos gewerkt, van de kleine boertjes, die had wel 25 tot 30 mensen in dienst om alles te onderhouden. Ja en die kleine boertjes konden wel wat extra bij verdienen. Kijk, die is hier ook bij begraven. Mevrouw L. Hij is gestorven in ‘46 al, die man, en zij in ‘98, kan je nagaan hoe lang ze weduwe geweest is.”

Doet u dan met andere mensen samen, de resten van het lichaam?

“Ja, dat doen we aan de kant eronder en dan gaat gewoon zand erover en dan weer begraven.”

De toekomst

En dit wordt ook uw begraafplaats?

“Ja, tenminste het stichtingbestuur, die hebben ja gezegd, omdat we hier geboren, gewoond en zoveel jaar in het stichtingbestuur, dus die hebben voorrang, al zouden we ergens anders heengaan, naar een rusthuis of verzorgingshuis. Je weet nooit, mogen hier begraven worden, de kinderen niet. Alleen mijn vrouw en ik wel.”

Ik denk dat dit ook veel betekent voor u?

“Ja, alles!! Je bent er zoveel jaar mee bezig geweest. En je moet hier zelf de graven schoonmaken hé.”

Mijnheer Molenaar vertelt nog hoe hij met anderen twee kranen heeft aangelegd. Ik ben onder de indruk, in alles spreekt zoveel liefde en respect voor het gebeuren rondom de kapel en de begraafplaats. Staverden, een unieke plek met unieke mensen die zorg hebben voor behoud van hun gemeenschap.


Rechten

Agnes Burema, Erfgoed Gelderland, CC-BY-SA

  • Geloven in Gelderland

  • Streekgeschiedenis

  • 1900-1950

  • Veluwe

  • Veluwe

Relevante links

Verwante collectiestukken

Ga naar CollectieGelderland

Verwante verhalen

Lees meer

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

info@mijngelderland.nl

Inschrijven nieuwsbrief

mijnGelderland Sociale media

erfgoed gelderland

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

E info@mijngelderland.nl