Lesgeven aan jongeren over voeding

‘Je hebt een kapstok nodig om nieuwe kennis aan op te hangen.’

Liesbeth Hartman (1934) uit Wageningen vertelt over haar beroepskeuze, haar opleiding tot lerares en haar werk. Zij werkte tot aan haar pensioen in diverse functies in het onderwijs. In 1952 startte zij met de vormingsklas en in 1956 haalde zij het diploma van de opleiding N XIX Landbouwhuishoudlerares Nieuw Rollecate in Deventer. Na deze studie gaf zij les aan de vormingsklas in Harlingen en daarna negen jaar in Appingedam aan het lager huishoud- en nijverheidsonderwijs. Zij combineerde dit werk van 1964 tot 1968 met de akte N XVIII, de eerstegraadsbevoegdheid Voeding. Tussen 1968 en 1972 gaf zij les aan de landbouwleraressenopleiding Nieuw Rollecate te Deventer. Begin jaren zeventig benaderden initiatiefnemers haar voor de nieuw op te richten hbo-opleiding Toegepaste Huishoudwetenschappen Diedenoort te Wageningen. Daar werkte zij als docente Voeding tot aan haar 65e jaar, begin 1999. Nadien was zij actief in besturen van Vrouwen van Nu, een vrouwenvereniging die lokaal, provinciaal en landelijk actief is.

Een beroep leren

‘Ik ben geboren in 't Zandt in de provincie Groningen, midden in het huidige aardbevingsgebied. De boerderij waar wij later woonden en waar mijn vader opgegroeid was, werd afgelopen zomer afgebroken vanwege aardbevingsschade. Voor mijn ouders was het een vaststaand feit dat ik na de middelbare school absoluut een beroep moest leren en dat ik later, indien nodig, altijd in mijn eigen onderhoud zou kunnen voorzien. Het was voor mijn ouders volkomen duidelijk dat je alles mocht worden wat je wilde en dat een meisje net zoveel kansen moest hebben als jongens. Daar werd bij ons nooit enig verschil in gemaakt.

Na de middelbare school vroeg ex-presidente van de landelijke plattelandsvrouwen, mevrouw Evers-Dijkhuizen, aan mijn moeder of ik al wist wat ik deed.[1] Mijn moeder antwoordde dus nee. Toen zei ze: "Wij gaan in Haren een school openen, de Theda Mansholtschool, waar een vormingsklas komt. Daarna kan ze dan naar Rollecate gaan, want dat is een hele leuke opleiding, heeft mijn dochter ook gedaan." Mijn moeder leek dat wel wat en zodoende ging ik naar Rollecate. De school in Haren startte in 1952 en ik hoorde bij de eerste tien leerlingen.

Landbouwhuishoudlerares

In 1956 haalde ik in Rollecate in Deventer de akte N XIX Landbouwhuishoudlerares. N XIX was zowel de huishoudkundekant, dus wassen, strijken, poetsen als voeding. Voeding interesseerde mij toch wat meer. Rollecate had een behoorlijk groot gebouw met een hele grote tuin. Als N XIX deden we in de tuin wel iets, maar er was ook een speciale opleiding voor tuinbouw. Dat was de N XXI. Deel 1 van het examen deed ik in Posterholt. Ik overnachtte daar op een slaapzaal met 'chamberetjes', een ruimte met een bed en een gordijn ervoor. Ik had ook nog nooit zusters gezien. Het was in februari en de plantjes moest ik in de bevroren grond zetten die met water nat was gemaakt. Deel 2 van dit examen deed ik in Bergen (NH).

Op Rollecate waren het allemaal meisjes die in zekere zin natuurlijk al een beetje bevoorrecht waren, want je moest het kunnen betalen. Ik geloof dat sommigen wel een beurs hadden. Ik kwam er niet voor in aanmerking. Tijdens de vormingsklas in Haren ging ik intern, maar later in Deventer niet meer. Na een jaar internaat had ik dat wel bekeken, wat mijn ouders zich heel goed konden voorstellen. Ik woonde bij particulieren, in een soort studentenhuis, want er waren nog drie andere leerlingen van Rollecate in huis. Na de N XIX-opleiding ging ik lesgeven aan de vormingsklas in Harlingen, dat was middelbaar huishoud- en nijverheidsonderwijs. Daarna ging ik naar Appingedam en werkte daar aan het lager huishoud- en nijverheidsonderwijs.

Eerstegraadsbevoegdheid N XVIII

In Appingedam werkte ik negen jaar en na vier jaar ongeveer vond ik toch dat ik liever meer aan volwassen jongelui les wilde geven. Daarom begon ik met de studie N XVIII. Dat was specifiek Voeding en duurde vier jaar naast m’n werk, van 1964 tot 1968. In 1968 was ik klaar. Ik werkte tot en met donderdagmorgen. De opleiding volgde ik op de donderdagmiddag, vrijdag en zaterdag, de hele dag. De opleiding was de eerste twee jaar in Groningen en later verspreid over het land. Gedeeltelijk in Utrecht, met name voor dierlijke levensmiddelen, en gedeeltelijk voor de hygiëne aan de VU in Amsterdam. Verder voor een deel bij Huishoudkunde in Wageningen. Ik had van 1966 tot 1968 college van professor Visser. Zij gaf het vak huishoudeconomie in het NITHO-gebouw aan de Ritzemabosweg.[2]

Daar had ik voedingsleer van professor Den Hartog. Ook van zijn medewerkers kregen wij bepaalde onderdelen. De studie Humane Voeding ontstond kort daarna. Verder hadden wij les van o.a. de directeur van de Keuringsdienst van Waren in Amsterdam over de Warenwet en de keuringen, enzovoorts.

Na het behalen van mijn eerstegraadsbevoegdheid in 1968 belde de inspectrice, mevrouw Van de Bout, mij op en vertelde dat er een vacature aan Rollecate was en of ik daar interesse voor had.[3] Ik ging naar haar toe en daaruit volgde dat ik benoemd zou worden als docent Voeding. Rollecate was toen nog een Rijksschool.  

Lerares Voeding Nieuw Rollecate Deventer

In Deventer gaf ik les in alle jaren van de opleiding. Leerlingen waren meestal wel geïnteresseerd in voeding, want voeding gaat echt over jezelf en ze konden zich daar heel makkelijk mee identificeren. Ik begeleidde in Deventer veel stages, die meestal op drie verschillende boerderijen waren: een akkerbouwbedrijf, een veebedrijf en een gemengd bedrijf. Daarnaast was er een stage vaak op een volkshogeschool, maar het was ook weleens een ander opleidingsinstituut. Daar kwamen ze, dus met een heleboel mensen, cursisten, in aanraking. De stagiaires zaten zes weken bij ieder onderdeel, van Groningen tot Zeeland. Alleen in Limburg niet en in Noord-Brabant heel weinig.

Leerlingen kwamen uit heel Nederland en werden opgeleid tot lerares. Ze leerden groepswerk kennen, ze leerden voorlichting geven en het begeleiden van groepsgesprekken, enzovoorts. Verder waren er op Rollecate speciale lokalen voor koken, wassen, strijken, huishoudelijk werk. Stageverslagen schrijven e.d. ging met pen en papier. Ik vond het omgaan met leerlingen en het motiveren van leerlingen erg belangrijk. Met name bij het lager huishoud- en nijverheidsonderwijs was dat absoluut een must. Dat was heel moeilijk. Door te praten, door te kijken of het op een andere manier te proberen. Dat bespraken we in de proeflessen. In het laatste jaar gingen de leerlingen een dag in de week naar verschillende scholen en gaven daar ook les. Dat deed ik zelf in mijn opleiding ook. Je moest de eerste paar keer een les bijwonen en later moest je zelf lesgeven met alle voorbereiding van dien op papier en dat werd dan besproken en beoordeeld.

Het grootste deel van de afgestudeerden kwam te werken bij het onderwijs. Anderen in beroepen met iets van voorlichting zoals bij de Huishoudelijke Voorlichting ten Plattelande of in de gezondheidsvoorlichting, of ze gaven losse cursussen. Het was heel divers. Later kwam ik oud-leerlingen weleens tegen. In het algemeen keek men er heel positief op terug. Men zei bijvoorbeeld: "Ik heb een hele leuke tijd gehad. Ik heb mensen uit heel Nederland leren kennen. Dat was het grote voordeel van Deventer en ik heb een leuke opleiding gehad. We hebben van alles wat geleerd. Veel vakken gehad en wij zijn heel beslagen ten ijs gekomen." Er waren vrij veel leerlingen uit verschillende delen van Gelderland. Uit de Betuwe enkele, de Achterhoek vrij veel. De Veluwe, voor zover ik mij herinner, geen een.

Er waren ongeveer vier collega’s voeding. We stemden met collega’s de methoden die we gebruikten op elkaar af. De eindtermen, enzovoort, werden door alle opleidingen gezamenlijk afgesproken. Er was toen Posterholt in Limburg, de opleiding in Bergen uiteraard en in Drachten kwam inmiddels ook een opleiding. De studenten moesten ook allemaal op één plaats de examens doen. Deel 1 na drie jaar en deel 2 na vier jaar. Dat was dus centraal en werd afgenomen door andere docenten dan de eigen docenten. We gingen of naar Zetten of naar Bergen of naar Deventer. Meestal naar Deventer, omdat Rollecate in principe toch de oudste was. In Drachten ben ik nooit geweest. Het leek erop dat de huishoudleraressenopleiding, net zoals alle huishoudscholen, opgeheven zouden worden. Er was toen een groep die in Wageningen een opleiding wilde opzetten, speciaal voor voorlichting en voor facility management in instellingen.

Deze commissie, waarvan ik een aantal mensen kende, vroeg of ik daar misschien aan mee wou werken. Dus ik naar Wageningen. Een gesprek gehad en ik werd aangenomen. Deventer had alle begrip dat ik weg wilde, omdat ik daar het laatst gekomen was. Bij sanering van die opleiding moesten mensen ontslagen worden en dan vloog ik er het eerst uit. Dat wachtte ik niet af. Dat risico wilde ik niet nemen. Blijkbaar had ik dit hier en daar geventileerd en zodoende kreeg ik een baan in Wageningen. Eerst half Wageningen en half Deventer. Het tweede jaar kreeg ik een fulltimebaan in Wageningen. Deels lesgeven, deels ook mee te organiseren enzovoort aan de toen nieuwe opleiding Toegepaste Huishoudwetenschappen.

Docente Voeding Diedenoort Wageningen

We zaten bij de start van Diedenoort met een paar mensen bij elkaar en bespraken wat en hoe zullen we dit doen?[4] Welke vakken moeten we geven, wat moet de inhoud zijn? Het eerste jaar in Wageningen startte met tien studenten. In die periode liep ik veertien dagen mee met het hoofd Huishouding van het Universitair Ziekenhuis in Utrecht. Daar leerde ik een heleboel. Ik ging later ook nog een week in Amsterdam naar het Centraal Israëlitische ziekenhuis. Om op de hoogte te blijven hoe alles zich ontwikkelde, liep ik op stagebezoek weleens vaker een paar dagen mee met mensen. Maar dat moest je wel allemaal zelf bedenken. Ik maakte het einde van deze opleiding in Wageningen mee. Dat was toen een grote opleiding. Ik was precies pensioengerechtigd, begin 1999 werd ik 65 jaar. Overigens vertrokken ze toen niet direct. Na een jaar viel ik een half jaar in voor een zieke docent.

De opleiding Diedenoort werd overgenomen door Hogeschool Utrecht en de Hogeschool Arnhem-Nijmegen. De voorlichtingspoot van toen verdween. Het onderdeel Facility Management, een chique naam voor de huishoudelijke activiteiten in instellingen, ging naar Nijmegen en heet nog steeds Diedenoort. Diedenoort had een zekere naam. In advertenties stond niet dat je Toegepaste Huishoudwetenschappen of later Facility Management had gedaan, maar Diedenoort. Daarom verdween de naam ook niet, want dat moet je natuurlijk nooit doen.

Basiskennis

Voeding was lang een onderdeel van de opleiding, die zich vooral ging richten op alleen maar management. Ik vond het altijd heel belangrijk om kennis te hebben van datgene wat je managet. Maar het was toen een trend. Iedereen kon alles managen ongeacht je vooropleiding, ongeacht je interesse. Later bleek dat het nergens op sloeg en dat daardoor ook heel veel dingen fout gegaan zijn.
Het onderwijs, ook al in mijn tijd, ging over van frontaal lesgeven naar groepswerk. Voor een deel een goeie ontwikkeling, maar ik denk dat instructie eerst heel belangrijk is. Je kunt alles wel opzoeken, maar als je niet weet wat je moet zoeken, dan kom je niet ver. Dat blijkt nu soms weleens te gebeuren. Met de basiskennis weet je wat je moet zoeken. Ik zei altijd tegen studenten: “Je hebt een kapstok nodig om nieuwe kennis aan op te hangen. Maar als die kapstok mist, dan blijft die nieuwe kennis in de lucht zweven.” Bijvoorbeeld over voeding vond ik heel belangrijk dat je dus voldoende weet over de fysiologie, de spijsvertering en dat je onderscheid kunt maken tussen wat kant nog wal raakt of wat wel essentieel is.

Na zoveel jaren zag ik in mei van dit jaar bij de viering van vijftig jaar Facility Management een heleboel bekenden van toen weer terug. Mijn oud-studenten die ik ontmoette zeiden allemaal: "We zijn heel blij dat we een zekere kennis hebben, waarop wij die nieuwe methoden of zogenaamde inzichten of echte inzichten of wetenschappelijke inzichten of sprookjes kunnen plaatsen." Met sommigen hield ik nog heel lang contact, zoals met degene die ik begeleid had tijdens stage of bij een scriptie.

Na mijn pensionering

Na mijn pensionering trok men aan alle kanten aan mij om in besturen plaats te nemen. Ik dacht dat ik in een gat zou vallen, maar ik vond het heel leuk. In het bestuur van Vrouwen van Nu Gelderland zat ik zes jaar, in het plaatselijk bestuur ook zes jaar, en in het landelijke, anderhalf jaar. Verder zat ik namens Vrouwen van Nu landelijk in de adviescommissie Warenwet van het ministerie van VWS.
In de provincie Gelderland was ik penningmeester van het bestuur van de GPVO, de gezamenlijke plattelandsvrouwenorganisaties in Gelderland. Daar zat ik vanuit Vrouwen van Nu Gelderland in, samen met andere afgevaardigden van de katholieke en christelijke vrouwenverenigingen. Daar hoorde ik dat veel vrouwen veel leerden en ertoe kwamen om iets te gaan doen, omdat ze lid waren van een vrouwenvereniging. Bijvoorbeeld door het volgen van een cursus Spreken in het Openbaar of het maken van verslagen. Ik vond het besturen daar leuk en bracht zo mijn ervaring en kennis in praktijk. Zelf had ik niet het gevoel dat ik daar nog nieuwe dingen leerde.

Op een of andere manier rolde ik altijd iedere keer overal in zonder er enige moeite voor te doen. Ik heb eigenlijk nergens spijt van. Ik ben heel blij dat ik die eerstegraadsbevoegdheid gehaald heb en dat ik daardoor aan jongvolwassenen les kon geven, want dat heeft mij altijd heel erg geïnspireerd. Dat deed ik 27 jaar en vond dat heel plezierig. Vooral het begeleiden van stages en scripties, een op een, vond ik altijd heel erg leuk.

Dit interview is gehouden in kader van het Oral History Project Educatie en Emancipatie (vanaf najaar 2023).

Voetnoten:

[1] Nederlandse Bond van Plattelandsvrouwen 1930 -1955, p. 17.

[2] NITHO: Nederlands Instituut voor Toegepast Huishoudkundig Onderzoek.

[3] Inspectrice van het Landbouwhuishoudonderwijs. Mw. Van de Bout was opvolgster van Greta Smit, de eerste inspectrice.

[4] Academie Diedenoort werd in 1971 opgericht in Wageningen.

Bron:

  • Oral History interview Liesbeth Hartman op 18 september 2023


Rechten

Jeanne van Poppel, Werkgroep Oral History Gelderland, CC-BY-NC-SA

  • Educatie en Emancipatie

  • Streekgeschiedenis

  • Personen

  • Onderwijs

  • Werk

  • Wageningen

Relevante links

Verwante verhalen

Lees meer

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

info@mijngelderland.nl

Inschrijven nieuwsbrief

mijnGelderland Sociale media

erfgoed gelderland

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

E info@mijngelderland.nl