Eind januari 1986 werd de vondst bekend van een kostbare scheepslading bestaande uit een grote hoeveelheid Chinees porselein en zo'n 125 baren goud. De lading was afkomstig uit de koopvaarder Geldermalsen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC), die in januari 1752, op de terugreis van Kanton in China naar Europa, bij een van de Riouw-eilanden op de klippen liep. De toenmalige gemeente Geldermalsen kocht een deel van het porselein.
In de zeventiende eeuw streken leden van de adellijke Zeeuwse familie van Borssele in Geldermalsen neer. Lange tijd voerden zij daar de bestuurlijke boventoon. Als eerst was dat Jacob van Borssele, heer van Geldermalsen. Samen met zijn vrouw Maria van Varick kreeg hij een praalgraf, nu nog te zien is in de Centrumkerk. Vier generaties Van Borssele daarna waren heer van Geldermalsen. Jan van Borssele, kleinzoon van Jacob en Maria, was een van de directeuren van de VOC-Kamer Zeeland.
In september 1746 besloten de directeuren van de Kamer van Zeeland zes nieuwe schepen te bouwen. Jan van Borssele bedacht de naam Geldermalsen voor een van die schepen, vernoemd naar het landhuis Geldermalsen dat in bezit was van zijn familie. De constructie van de Geldermalsen begon in oktober 1746. Op 10 juli 1747, was het schip afgebouwd. De afmetingen van het schip waren 12 bij 42 meter. Het laadvermogen bedroeg 1150 ton. Aan boord was plaats voor ruim 300 bemanningsleden.
In augustus 1748 vertrok de Geldermalsen voor haar eerste reis naar Oost-Indië. In 1750 kwam het schip aan in Kanton, China. Op 18 december 1751 vertrok het schip vanuit Kanton terug naar Zeeland, beladen met thee, zijde, porselein, een kist goud en enkele andere artikelen. Op 18 januari 1752 sloeg het noodlot toe en ging het schip in de Zuid-Chinese Zee na een aanvaring met een rif ten onder. Tachtig bemanningsleden verdronken, 32 bemanningsleden overleefden met behulp van twee reddingsboten en kwamen aan in Batavia waar twee van hen alsnog overleden.
Na de vondst werd de lading van het schip geborgen door de Brit Michael Hatcher. Het porselein was na 233 jaar nog intact. De thee, die door het zeewater was gaan uitzetten, had het porselein met een beschermende laag omhuld. De ironie wil dat de kisten met porselein oorspronkelijk bedoeld waren als bescherming van de thee; zij moesten verhinderen dat lekwater de kostbare thee waardeloos zou maken. Het porselein was slechts een bijzaak voor de VOC. In het schip mocht één laag met kisten porselein worden gestouwd tegen zeven lagen met theekisten. De lading Chinees porselein die werd geborgen bestond uit ruim 160 duizend voorwerpen in de kleuren blauw en wit. Onder het porselein bevonden zich 40.000 theekommen en schotels, juskommen, botervloten, zoutvaatjes, beeldjes, heren- en kinderpo's, kwispedoors en bierpullen. Er bevonden zich ook complete eetserviezen in de lading, waarvan sommige zelfs geschikt waren voor een maaltijd met 144 personen.
Kort na de bekendmaking van de vondst hebben de gemeente Geldermalsen en de Historische Kring West-Betuwe zich ingezet om enkele voorwerpen uit het schip naar Geldermalsen te halen, met als doel om deze permanentin het gemeentehuiste exposeren. Op 5 mei 1986 kwamen de heren G.W. Baris, W.F.J. Palthe, mr. C.A.M. Kleipool en R.D. Timmer terug in Geldermalsen met 'de buit', bestaande uit een achtkantig theepotje, vijf grote kommen, een bord, een wijnfles en een kruik, twee kop en schotels, twee botervlootjes, twee kleine kommen, een bierpul en drie kamerpotjes. Hiervoor was ruim twintigduizend gulden betaald.
Bronnen:
Dit is een venster uit de Canon van West Betuwe
Vorige vensterVolgende venster
Rita Boer Rookhuiszen-de Joode, CC-BY-NC