Omstreeks het jaar 1000 ontstonden op de zandgronden van oostelijk Nederland door de toenemende bevolking en de primitieve landbouwmethoden grote problemen, die zich onder andere uitten in het ontstaan van grote zandverstuivingen en heidevlakten. Die vormden een bedreiging voor de beschikbare landbouwgronden. Dat deed zich ook op de Veluwe voor. Daarom zijn boeren op veel plaatsen overgegaan op een vorm van reglementering van het gebruik van de heidevelden en bossen.
De gebruikers en eigenaren van de bestaande boerderijen in een dorp sloten zich daarbij aaneen in zogenaamde 'marken' (een marke is een door een grens omsloten gebied) om onderling het gebruik van de gronden binnen hun territoir te regelen. Dat had dan betrekking op het gebruik van die gronden om er schapen op te weiden, te plaggen en om hout uit de gemeenschappelijke bossen te halen. Dat heeft zich ook binnen de gemeente Rheden voorgedaan, waar de meeste dorpen ooit een zelfstandige marke hebben gekend. De marken kenden allemaal hun eigen regelgeving en hun eigen interne rechtspraak; aan het hoofd van zo'n marke stond een 'markerichter' of 'holtrichter', vaak de eigenaar van de belangrijkste boerderij in het dorp. De vergaderingen van de markegenoten - ook holtspraken genoemd - werden meestal in de kerk ter plaatse gehouden.
Aangenomen wordt dat de marken binnen Rheden in de 12e of 13e eeuw zijn ontstaan, maar als ze in de historie opduiken is er al sprake van gecombineerde marken. Uit 1339 bestaat er een lijst van de markegenoten van de gecombineerde marke van Spankeren, Dieren en Laag-Soeren; dat markegenootschap stond aanvankelijk onder leiding van de commandeur van de commanderij te Dieren. Door de aankoop van de commanderij in 1647 door stadhouder Willem II werd hij automatisch ook markerichter. De bosmarke van Ellecom, waarvan het richterschap tot 1648 verbonden was aan de 'Hof te Ochten', kwam daardoor volledig in zijn handen. Mede daardoor werd de marke Ellecom opgenomen in de marke van Spankeren, Dieren en Laag-Soeren, zodat er aan de oostkant van de gemeente één grote markeorganisatie overbleef, met een oppervlakte van wel 1400 ha. In het kader van de opheffing van de marken in Nederland is deze marke in 1850 opgeheven en de grond onder de markegenoten verdeeld. In Dieren functioneert tot op de huidige dag een organisatie, de "Buurtschap Dieren", die te beschouwen is als opvolger van de oorspronkelijke Dierense marke. Daarnaast was er sprake van marken in Rheden en in Worth-Rheden, die echter soms afzonderlijk, maar ook wel gezamenlijk, als bosmarke vermeld worden. Hun oudste markeboek begint in 1474; men vergaderde gewoonlijk op de Holtbank, een hoog gelegen plek bij het dorp Rheden. Deze markegronden, in totaal ongeveer 1160 ha. heidevelden en bossen aan de noordzijde van beide dorpen, werden in 1930 voor ƒ 213.000 verkocht aan de gemeente Rheden, die ze op haar beurt weer doorverkocht aan de Vereniging Natuurmonumenten.
Over het bestaan van een marke van Velp tenslotte is enige onduidelijkheid, maar hij komt waarschijnlijk voort uit de bosmark van het Velper Bos, die al voor 1737 genoemd wordt. Zeker is dat de boeren van Velp - de 'buurtschap' - gemeenschappelijke bezittingen hadden, en dat er sprake was van 'geërfden'. In 1809 werd voor het eerst aangeduid welke gronden tot het territorium van Velp behoorden - ten dele zelfs gelegen op het grondgebied van Rozendaal - en werd duidelijk welke rechten de Geërfden van Velp daar hadden. Van dat relatief omvangrijke complex gronden werden in 1916 en 1920 belangrijke gedeelten aan de gemeente overgedragen, onder een aantal gebruiksvoorwaarden ten gunste van de Velpse ingezetenen. Tot op de huidige dag zijn de "Geërfden" van Velp daardoor een organisatie gebleven, waarbinnen natuurbehoud en het algemeen belang van Velp centrale thema's zijn. In de Nederlandse verhoudingen zijn de Geërfden van Velp en de buurtschap Dieren unieke organisaties, die hun wortels in een ver verleden hebben.
Ton Elzebroek
Rheden
Streekgeschiedenis
Landschap
1000-1500
Rheden
Landschap
Arnhem e.o.