Nijkerkerveen en Hoevelakerveen vormen in de Middeleeuwen samen het ‘Grauwe Veen’, dat in 1132 door de bisschop van Utrecht wordt uitgegeven voor ontginning. Als rond 1200 de Laak wordt gegraven, vormt dit kanaal de scheiding tussen beide venen (en ook tussen Utrecht en Gelderland).
Nijkerkerveen is lange tijd brandstofleverancier voor het stadje Nijkerk, door de turf die uit het veen wordt gestoken. “Het Nijkerkerveen, ‘t welk aen de hele vest genoeghsaemen brand kan verschaffen, is weleer, op de wijze van meest alle veenen, een poel en verdronken land geweest.”, schrijft Arend van Slichtenhorst in 1654.
Zoals veel veengebieden in Nederland is ook Nijkerkerveen eeuwenlang een arme nederzetting. Het is een grensgebied en lange tijd een toevluchtsoord voor mensen die wat op hun kerfstok hebben, mensen die bepaald geen goede reputatie genieten.
In 1847 neemt dominee Callenbach het initiatief tot de oprichting van een Christelijke School. Deze school levert een positieve bijdrage aan de ontwikkeling van Nijkerkerveen, en is nu de op één na oudste nog bestaande Christelijke School uit de negentiende eeuw in Nederland. Door de algemene vooruitgang van de twintigste eeuw wordt Nijkerkerveen in de loop der jaren een welvarende gemeenschap.
Leestips:
Museum Nijkerk, CC-BY-NC