
Na 1900 maakt het landbouwonderwijs een groei door. Onderwijzers kunnen een landbouwakte halen, zodat ze cursussen kunnen geven op het gebied van landbouw, tuinbouw en zuivel. Er ontstaan veel lokale en regionale landbouwscholen.
Nederland heeft een gunstige geografische ligging voor bijvoorbeeld de kaashandel. De kwaliteit van de Nederlandse zuivelproducten staken in vergelijking met de buitenlandse producten echter mager af. De hygiënische kennis onder de boeren is begin negentiende eeuw gering. Er wordt bijvoorbeeld gemolken met ongewassen uiers, ongewassen handen en vuile kleding.
Tussen 1878 en 1895 breekt er een landbouwcrisis uit. Nederland wordt overspoeld door goedkope granen uit Amerika. Om deze reden schakelen de boeren van de zandgronden, waaronder de Achterhoek, over op een meer marktgerichte productiewijze en wordt de akkerbouw in deze gebieden deels vervangen door veeteelt. Voor de verwerking van de melk ontstaan in deze regio’s, zoals het Land van Maas en Waal, coöperatieve zuivelfabrieken. Voor de benodigde verkoop en export wordt in de fabrieken toegezien op hygiëne en kwaliteit.
Voor de wetenschappelijke zuivelkunde wordt een aparte leerstoel aan de universiteit van Wageningen opgezet (die ook nu nog bestaat). In Hoorn komt in 1909 een vakschool voor kaasmakers. Mede onder invloed van de leerplichtwet maakt het landbouwonderwijs een groei door. Het landbouwonderwijs wordt door het rijk bekostigd. De boerenbonden en gemeentebesturen van de dorpen, waar de leerlingen vandaan komen, betalen ook een bijdrage per leerling. Mede hierdoor ontstaan in Gelderland landbouwscholen zoals de lagere landbouwschool in onder andere Borculo, Winterswijk, Zelhem, Didam en de middelbare landbouwscholen in Ede, Zutphen en Nijmegen.
Binnen de zuivelindustrie ontstaan verschillende functies, zoals kaasmakers en botermakers. Voor de meeste medewerkers worden er vakopleidingen opgezet. Tot 1969 zijn er voor de lagere functies nog speciale cursussen van de coöperatieve zuivelbonden met als afsluiting een examen van de landelijke zuivelbond FNZ. Vanaf eind jaren zeventig verdwijnen specifieke zuivelopleidingen. Het animo van de jongeren daalt. Door de vergrijzing dreigt er vanaf 2000 echter weer een tekort te ontstaan aan medewerkers op MBO niveau. Dit leidt in 2010 tot het programma Arbeidsmarkt en Opleiding Zuivelindustrie. Dit stopte echter in 2013 weer.
Zie voor een overzicht van Gelderse zuivelfabrieken, de website zuivelhistorie.
Bronnen en verder lezen:
Olga Spekman, CC-BY-NC