Bij de opening van de zomervergadering van 1876 konden de Gedeputeerde Staten de Provinciale Staten - die met 'Mijne Heeren' werden toegesproken - melden dat er grote kosten waren gemaakt om dijkdoorbraken te voorkomen. Desondanks waren in de Bommelerwaard toch enkele dorpen ondergelopen.
Er waren gelukkig geen doden gevallen en de liefdadigheid had (andermaal) veel geld voor de getroffenen ingezameld. Als er in de afgelopen tweehonderd jaar in de provincie Gelderland één thema telkens op de (politieke) agenda terugkeert, dan is het (dreigende) overstromingen van het rivierengebied.
In het hoofdstuk 'Bevolking' staan in een reeks tabellen alle mogelijke ontwikkelingen en verschuivingen van het bevolkingsbestand vermeld. De wettige en onwettige geboorten bijvoorbeeld en de sterfgevallen. Deze getallen zijn ook onderverdeeld in de verschillende districten: Veluwe, Zutphen, 'Rijn en Waal' en 'Maas en Waal' en zijn tevens opgesplitst in bewoners van stad en platteland. Eind 1875 telde Gelderland 448.820 inwoners, daarvan woonden er 131.385 in 'de steden' en de rest op het platteland. Maar ook de aantallen militairen, gevangenen en 'krankzinnigen' werden ieder jaar weer in de mooie tabellen weergegeven.
In hoofdstuk II is uitvoerig aandacht voor de kiesdistricten en het aantal mensen dat mocht stemmen. Ook staat in dit hoofdstuk een overzicht van de elf 'vaste commissiën' met daarbij de verantwoordelijke gecommitteerde leden van het college van Gedeputeerde Staten. In het verslag over het jaar 1925 waren er nog altijd dezelfde commissies - van het 'Bestuur der Provincie en der Gemeenten' tot en met 'Zandverstuivingen' -, zij het dat er een commissie aan toe was gevoegd: 'Watersnood'. Ook in de jaren twintig van de vorige eeuw worstelde de provincie nog voortdurend met wateroverlast in de gebieden langs de rivieren.
Ieder hoofdstuk bevat schitterende bouwstenen voor een mooie beschrijving van de rol en de betekenis die de provincie de afgelopen 200 jaar heeft gespeeld. Het hoofdstuk waarin de werkzaamheden en de bevindingen van de 'medische politie' ieder jaar weer werd behandeld, is een van de mooiste schatbewaarplaatsen. Naast een uitvoerige opsomming van de ziekten waaraan mensen overleden - kinderpokken, roodvonk, mazelen, tyfus etc. - en het aantal 'vaccinatiën', werd er ook uitgebreid verslag gedaan van de bestrijding van andere ziekten, waaronder de geslachtsziekte syfilis. Vanuit Harderwijk waren 400 militairen uitgezonden naar Indië. Voor vertrek waren deze mannen medisch onderzocht. Liefst 70 bleken te lijden aan syfilis, die zij waarschijnlijk in de nabijheid van de kazerne hadden opgelopen. In het Verslag over 1875 staat het volgende te lezen:
'(…) de Geneeskundige Inspecteur heeft geconstateerd, dat de verordening op de prostitutie in Harderwijk stipt wordt nagekomen en zeer goed werkt, voor zooveel de 3 publieke huizen en de gemiddeld 32 ingeschreven prostituées betreft, maar dat het tot dusverre niet gelukt is de zeer sterk uitgeoefende clandestiene prostitutie in de gemeente te breidelen. Het eenige, wat daartegen te doen valt, is het bewaken van de zoogenaamde raccrochage (het aanklampen, JvZ) op den openbare weg, het weigeren van nachtelijk verlof aan militairen, en het eischen van eene aanwijzing door den smetbevonden soldaat van de vrouw, aan wie hij zijne ziekte meent te wijten te hebben. De aandacht blijft voortdurend op deze zaak gevestigd.'
Ook staan er in dit hoofdstuk veel beschrijvingen van de inspecteurs/ ambtenaren over mestvaalten, gebrekkige watervoorziening en open rioolachtige toestanden, die niet onderdoen voor de bevindingen die Auke van der Woud aanhaalt in zijn Koninkrijk vol sloppen. Achterbuurten en vuil in de negentiende eeuw. Ook het achtste hoofdstuk 'Onderwijs' bevat mooie beschrijvingen van de schoolopzieners - Gelderland kende lange tijd tien schooldistricten - van de staat van het openbaar lager onderwijs. In 1875 hadden er vijf 'een min of meer gunstig oordeel', beschouwden twee het niveau in hun district 'stationair', terwijl drie het niveau onvoldoende achtten: 'hoofdzakelijk uit oorzaak der bekende kwalen (het schoolverzuim en gebrek aan hulppersoneel)'.
Bronnen:
Bestuur
1800-1900
Historische verenigingen