Voor een eeuwenlang zelfstandige plaats als Buren is de hiërarchische bestuurlijke situatie sinds 1802 een ware beproeving. Steeds staat er een extra toezichthouder boven het gemeentebestuur. Na 1817 is dit de hoofdschout van Buren en Culemborg, later districtscommissaris genoemd. Buren wordt bestuurlijk als platteland beschouwd, ook de stad zelf. Deze is te klein en levert geen afgevaardigde aan de Provinciale Staten, in tegenstelling tot de steden Culemborg ,Tiel en Zaltbommel.
Het gemeentebestuur, formeel: Bestuur van het schoutambt Buren (stad Buren, Asch en Erichem) is in deze situatie helemaal ingekapseld en bestuurlijk vleugellam.
In het Burense weeshuis ziet het bestuur een laatste bolwerk om oude zelfstandigheid te behouden. Gemeente- en weeshuisbestuurders behoren tot dezelfde elite. Het Gelderse toezicht wordt buiten de deur gehouden. Niet alleen weigeren de weeshuiscuratoren de provincie een kopie van de stichtingsakte, ook geven zij geen informatie over de financiën. In een brief aan koning Willem I schrijven de curatoren in 1814 dat Gelderland niets met het weeshuis te maken heeft. Het is een particuliere instelling met de koning als eigenaar! De curatoren vallen toch onder zijn toezicht?
Koning Willem I geeft ze gelijk. De provincie heeft geen bemoeienis met een particulier tehuis. Maar vervolgens geeft hij als graaf van Buren de gouverneur van Gelderland opdracht om namens hem toezicht uit te oefenen. Daarmee is de zaak beslist, al wordt nog jaren verzet gepleegd.
Dit verhaal is onderdeel van de canon van Buren. Het volgende venster is hier te vinden.
Henk Huitsing
Buren
Bestuur
1800-1900
Buren
Rivierengebied