De klokbekercultuur was een vreemde cultuur uit de Nederlandse prehistorie. Deze mensen zijn genoemd naar een beker van aardewerk, die veel op een bel of klok leek. Archeologen zijn eigenlijk nog steeds bezig met het op een rijtje zetten van alle gegevens over deze aparte cultuur.
Een van de merkwaardigste verschijnselen uit de Nederlandse prehistorie is wel de Klokbekercultuur. Met deze naam worden de mensen aangeduid die tussen circa 2500 en 1900 voor Christus in Nederland woonden. Ze zijn zo genoemd naar een karakteristieke aardewerken beker die, als je hem op zijn kop zet, wel iets weg heeft van een bel of klok. Dit soort bekers en de bijbehorende versiering komen ook elders in Europa voor, van Portugal tot Bohemen, maar niet in een aaneengesloten gebied. Het is ook niet duidelijk waar en wanneer deze cultuur is ontstaan. Archeologen zijn nog steeds druk bezig, alle gegevens op een rijtje te zetten. Eén ding is wel duidelijk: het was geen apart 'volk', zoals vroeger wel werd gedacht. De Europese klokbekermensen hadden wel gebruiken met elkaar gemeen. Ze gebruikten niet alleen dezelfde soort bekers, maar begroeven hun doden ook op een speciale manier: op de zij en met opgetrokken knieën, onder een grafheuvel. Verder hechtten ze veel waarde aan de kunst van het boogschieten, en waren ze de eersten in Nederland die metaal gebruikten. Dat was trouwens nog maar mondjesmaat: we kennen een handvol koperen dolkjes en een paar gouden sieraden uit die tijd.
Een paar van die aspecten komen samen in een aantal stenen voorwerpen die in 2007 bij het Gelderse dorp Hengelo werden opgegraven. Ze lagen dicht bij elkaar in de vulling van een kuil en zullen in een doek of een lap leer verpakt zijn geweest. Eén ervan was meteen te herkennen: een gepolijste stenen bijl van het type dat door de klokbekermensen werd gebruikt. De functie van de andere stenen was moeilijker vast te stellen. Sommige waren onbewerkte brokken steen of vuursteen. Er zaten stenen tussen die waren gebruikt om andere voorwerpen zoals bijlen mee te bewerken en te slijpen. Maar er zaten ook twee exemplaren bij waarin smalle, ronde groeven waren gemaakt. Daarin waren houten pijlschachten gladgeschaafd. Typisch gereedschap voor een boogschutter! Twee andere stenen waren in een min of meer kubusvormige vorm gekapt en gepolijst. Archeologen noemen dit kussenstenen en gaan ervan uit dat ze dienden als klein aambeeld om stukjes koper of goud mee uit te hameren. In dit geval was dat duidelijk: onder de microscoop werden op het oppervlak van deze stenen sporen van koper én goud zichtbaar. Een echte klokbekervondst dus. Het blijft onduidelijk waarom deze nog bruikbare gereedschappen samen in een kuil zijn begraven.
Evert van Ginkel
Archeologie
Volkscultuur
-3000-500
Bronckhorst
Achterhoek