Tot begin negentiende eeuw is de Bommelerwaard herhaaldelijk strijdtoneel geweest. De inwoners hebben er veel van te lijden gehad. Eerst zijn er de voortdurende oorlogen met de Bourgondiërs, die vinden dat ze aanspraak maken op Gelre. In 1543 is er gevochten in de Bommelerwaard en het kasteel van Zuilichem wordt verwoest.
7 september 1543 komt er een eind aan. Het Verdrag van Venlo wordt gesloten en het hertogdom van Gelre verliest zijn zelfstandigheid. Gelre en dus ook de Bommelerwaard worden onderdeel van het Bourgondisch-Habsburgse Huis. Karel de Vijfde is daarvan de regerende vorst. Als deze komt te overlijden wordt hij opgevolgd door de strenge katholiek Filips de Tweede.
In latere tijden is de Bommelerwaard vooral van strategisch belang als overgangsgebied naar Utrecht en vooral Holland. De gelegerde soldaten zoeken vaak het platteland op om hun soldij wat aan te vullen door plundering en diefstal. De Tachtigjarige Oorlog breekt in 1568 uit en laat ook de Bommelerwaard niet onberoerd. Er is veel afgevochten tussen de Staatse legers van de Prins(en) van Oranje en de Spanjaarden. Vanaf juni 1574 maakt de Bommelerwaard onderdeel uit van de opstandige gebieden. De meeste strijd is rondom Bommel in 1574 en 1599 en Loevestein.
Op 7 december 1570 ligt er in Loevestein een regiment soldaten in Spaanse dienst. Verdreven door geuzen en na herinname in 1572 weer door de Staatse soldaten eruit gegooid. Het wonen op het platteland is linke soep. Er zijn behalve de invasies, Spaanse soldatenbendes. Die verstoppen zich in het rijshout van de uiterwaarden om ongezien het Staatse gebied binnen te glippen en de dorpen te plunderen. Dorpelingen kunnen dit tegen betalingen (contributies) zien te voorkomen. Ze houden strooptochten om aan kostbaarheden, vertier en goed voedsel te komen.
Ze komen ook in Zuilichem om het kasteel te veroveren. Ook trekken muitende Spaanse soldaten (Papouwen) rond. In Zuilichem moet net in 1630 een nieuwe wipwatermolen gebouwd worden. De aannemer zoekt nieuwe timmerlieden. De wervingstekst luidt als volgt: Hubert Matthijs en Dirk Jan van der Oever als gecommitteerden van ’t Zuilichemse Veld tot het zetten van den meulen aldaar hebben gelooft den timmerlieden allen die wercke zullen aan den zuililichemsen meulen met renvooij te vrijen voor den vijandt, ende of denzelfde daar en boven gevangen worden als niet verhoopt wordt hebben compt, in qualité voorschr. In cragt van oiren last en commissie verbinde ’t voorschr. Veld voorts oire goederen ten landregte als oft oire eigens saeak ende werk waere.
Kort samengevat: Hubert Matthijs en Dirk Jan van der Oever zullen alles in het werk stellen, als gecommitteerden om de timmerlieden die aan de molen bouwen, te vrijwaren voor de vijand (de Spanjaarden) en als ze gevangen genomen worden, zullen de timmerlieden schadeloos gesteld worden. Ook een molen bouwen tijdens de Tachtigjarige Oorlog was kortom niet zonder gevaar.
Wilfried Romp, CC-BY-NC
Tachtigjarige oorlog
1500-1600
1600-1700
Zaltbommel
Rivierengebied
Het Verhaal van Gelderland
1572