De geslacht Van Putten komt oorspronkelijk uit het land van Vollenhove en heeft ook uitgestrekte bezittingen langs de noordrand van de Veluwe. Dicht bij de Zuiderzee en Elburg ligt rond 1370 het kasteel Puttenstein dat in bezit is van Herbern van Putten.
Herbern van Putten is niet tevreden met de vis- en tiendrechten die hij al bezit en tracht door roof- en plundertochten zijn rechten en dus inkomsten uit te breiden. Vanuit Puttenstein beheerst de heer Van Putten de Noord-Veluwe en de scheepvaart op de IJssel. Het stadsbestuur van Elburg stelt omstreeks 1361 een lijst op van klachten over misdrijven door de ridder, zoals het openzetten van de sluis van de stadsgracht waarbij inwoners gewond raken. Op deze lijst staat ook het meenemen van vaten bier van poorters van Elburg door knechten van Herbern.
Zijn daden brengen hem tevens in conflict met de bisschop van Utrecht, die in 1375 besluit om de roofridder te stoppen en zijn kasteel Puttenstein te verwoesten.
De familie Van Putten krijgt daarna het kasteel terug want in een belening aan Aleyt van Putten in 1420 wordt ook ‘die husinge tot Putten’ vermeld. Zij trouwt en al haar goederen gaan over naar de familie De Vos van Steenwijk. Een eeuw later, in 1524, komt Puttenstein, weer door een huwelijk, in bezit van de familie Van Haeften. In 1687 gaat het landgoed over naar de familie Van Lennep, deze keer als gevolg van schulden.
Het is niet bekend wanneer het tweede kasteel Puttenstein is verdwenen. Er staan nu op het terpvormige terrein van het voormalige kasteel enkele boerderijen. Oppervlakkig onderzoek heeft vondsten opgeleverd, onder meer van steengoed uit de veertiende en vijftiende eeuw.
Bron:
Ben Boersema, Erfgoed Gelderland, CC-BY