Het ontstaan van landgoederen en buitenplaatsen in Gelderland

Goed vertoeven in het Gelderse landschap

Gelderland neemt binnen Nederland een bijzondere positie in als provincie met een grote concentratie aan landgoederen en buitenplaatsen. De afwisseling van rivierlandschappen, stuwwallen en hogere zandgronden maakte het gebied aantrekkelijk voor welgestelde stedelingen, met name uit de Randstad en uit steden als Arnhem en Nijmegen. Bekende voorbeelden zijn Middachten, Rosendael, De Geldersche Toren en Verwolde. Veel van deze buitenplaatsen zijn nog herkenbaar in het huidige landschap en vormen samen een belangrijk cultuurhistorisch en landschappelijk netwerk.

Wat is het verschil tussen een landgoed en een buitenplaats

Een buitenplaats is volgens Van Dale ‘een herenhuis met een park’. In dat park kon men vaak ook een moestuin of een hoogboomgaard aantreffen. Een landgoed is groter en beslaat minimaal vijf hectare. Landgoederen hadden van oudsher verschillende inkomstenbronnen, zoals opbrengsten uit de bosbouw en inkomsten van pachters die er agrarische bedrijven runden. Tot de inval van de Franse legers in 1795 beschikten de eigenaren bovendien over zogenoemde heerlijke rechten. Daarmee konden zij inkomsten verkrijgen uit bijvoorbeeld het jachtrecht en het wind- en waterrecht. Dit maakte het mogelijk om molens te bouwen en deze te verpachten.

Hoe ontstonden de buitenplaatsen

Buitenplaatsen ontstonden in de zeventiende eeuw, toen rijke stadsbewoners genoeg geld hadden verdiend om buiten de stad te gaan wonen. Zij kozen daarbij graag voor plekken met een aantrekkelijk landschap. De buitenplaats werd niet altijd het hele jaar bewoond. In de winter trok de eigenaar vaak terug naar zijn huis in de stad. Sommige eigenaren zagen zichzelf als voortrekkers bij het ontginnen van ‘woeste gronden’, zoals uitgestrekte heidevelden.

Een bekend voorbeeld is landgoed Schovenhorst bij Putten op de Veluwe, dat in 1848 werd aangelegd door J.H. Schober. Ook landgoed Wildenborch, van Anthony Christiaan Winand Staring (1767-1840), past in dit beeld. Buitenplaatsen liggen vaak bij elkaar in zogeheten buitenplaats-landschappen. In Gelderland zijn deze onder meer te vinden rond Vorden en in de Gelderse Arcadië bij Doorwerth.

Landschapselementen

Op landgoederen en buitenplaatsen zijn veel herkenbare landschapselementen te vinden. Denk aan singels, sterrenbossen, leibomen, solitaire bomen, grachten, duiventillen en verschillende bijgebouwen, zoals paardenstallen. Vijvers speelden en spelen een belangrijke rol. Ze verzamelden het grondwater dat via sprengen werd aangevoerd. Met deze waterkracht kon bijvoorbeeld een watermolen worden aangedreven. Zulke vijvers worden ‘weijers’ genoemd.

Andere vijvers dienden als visvijver of maakten deel uit van een gracht die het huis of kasteel beschermde. Door het overeenkomstige ontwerp van gebouwen en luiken vormen de verschillende onderdelen van een landgoed samen één geheel. Veel landgoederen en buitenplaatsen maken bovendien deel uit van ecologische verbindingszones.

Modeverschijnsel

De inrichting van tuinen en parken veranderde mee met de mode van de tijd. In de zeventiende en achttiende eeuw was de rationele of formele stijl populair. De tuin werd strak bij het huis betrokken en liet zien dat de mens de natuur naar zijn hand zette. Dat resulteerde in symmetrische tuinen met sierlijke vakken, de zogenoemde ‘parterres de broderie’, gevuld met gekleurde steentjes of schelpen en afgezet met buxushaagjes.

Aan het einde van de achttiende eeuw kwam de landschappelijke stijl in de mode. Deze stijl kenmerkt zich door slingerende paden, kronkelende waterpartijen, hoogteverschillen en losse boomgroepen. Bij een nieuwe mode werd een buitenplaats vaak deels of zelfs helemaal aangepast. Op sommige plekken zijn deze verschillende stijlen nog steeds naast elkaar te herkennen. Bij Paleis Het Loo in Apeldoorn is de formele tuin nog duidelijk zichtbaar, terwijl het omliggende park kenmerken van de landschappelijke stijl laat zien.

Stinseplanten

Op veel buitenplaatsen werden al eeuwen geleden planten aangevoerd om het vroege voorjaar op te fleuren. Veel van deze planten behoren tot de stinsenflora. Het gaat om knolgewassen die vanwege hun schoonheid zijn aangeplant en later zijn verwilderd. Bekende voorbeelden zijn de bostulp, bosanemoon, daslook en holwortel.

Bedreigingen en toekomst

Dit landschapstype heeft te maken gehad met verschillende bedreigingen en die zijn er nog steeds. Uitbreiding van bebouwing en de aanleg van nieuwe infrastructuur vormen daarbij de grootste druk. Tegelijkertijd is het buitenplaats-landschap tegenwoordig erg geliefd als recreatiegebied. Waar aantasting kon worden voorkomen, is een afwisselend landschap behouden gebleven met historische elementen, bossen en tuinen. Het zijn plekken waar je graag verblijft en tot rust komt.

Dit verhaal is geschreven in het kader van de Maand van de Geschiedenis met als thema 'Natuurlijk'.

Bronnen:


Rechten

Olga Spekman, CC-BY

  • Landschap

  • 1700-1800

  • 1800-1900

Relevante links

Verwante verhalen

Lees meer

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

info@mijngelderland.nl

Inschrijven nieuwsbrief

mijnGelderland Sociale media

erfgoed gelderland

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

E info@mijngelderland.nl