Een halsgerecht was in de middeleeuwen in de Nederlanden en in Duitsland een rechtbank die een doodvonnis kon uitspreken. Men sprak ook van halsrecht. In het land tussen Maas en Waal was in Bergharen een halsgericht.
Jarenlang breiden de graven (latere hertogen) van Gelre hun gebied uit. Maar na 1350 volgt na expansie, consolidatie en centralisatie. De hertog deelt zijn gebied op in ambten. In een ambt is de ambtman de hoogste bestuurder en rechter tegelijk. De centralisatie gaat verder. In 1502 wordt de rechtspraak van de ambten in het 'Landt van Maes en Waele' en in het 'Rijck van Nijmegen' samengevoegd.
In Wamel komt een 'benedenbank', waar kleinere vergrijpen worden berecht. In Bergharen komt de ‘bovenbank’ voor halszaken. In Bergharen is lang recht gesproken in de oude Middeleeuwse kerk (nu Nederlands-Hervormd). Dat gebeurt later in de boerderij de Heuvelrust aan de Herenstraat in Bergharen, vlakbij de Galgenberg. De voorzitter van de vierschaar (rechtbank) is de ambtman, bijgestaan door een college van 'ritteren'. De veroordeelden kunnen in beroep (appèl) gaan bij de burggraaf en schepenen in Nijmegen, die zetelen op het Valkhof. Tot in de zestiende eeuw is er in Bergharen recht gesproken.
Wim Kattenberg, historicus Erfgoed Studiehuis , CC-BY-NC