Behalve het esdorp Geesteren in de gemeente Tubbergen in de provincie Overijssel ligt er een Geesteren in de provincie Gelderland. Dat dorp bij Borculo in de huidige gemeente Berkelland kent van oudsher vele buurtschappen. De bewoners delen goede en droeve gebeurtenissen met elkaar. In het buurtschap Nederbiel staat in 1378 de havezate Mensink en ontvangt ‘Gerairt Mynschyng’ dit landgoed als een Gelders leen.
In de late middeleeuwen behoren de bezitters van Mensink tot de ridderschap van Borculo en is het goed Mensink een havezate. In 1559 kwam de havezate in bezit van Agnes Mensinck, die getrouwd was met Joost van Monninckhausen. Na hun beider overlijden erfde Agnes' zus Barbara het goed, maar over andere delen van de erfenis ontstond onenigheid met de familie van Van Monninckhausen. Hierbij raakt ook de bisschop van Münster betrokken, als leenheer van enkele onder Mensink vallende goederen. Dankzij deze ruzie zijn enkele inventarissen van Mensink bewaard gebleven in het archief van Münster.
Een in het archief gevonden boedelinventaris uit 1581 geeft het onroerend en roerend goed aan. Om de havezate ligt een gracht en daarbinnen staan een toegangspoort, een brouwhuis, een stal, een boerderij en een bijenschuur. Het hoofdgebouw omvat onder meer een kelder, een keuken, een waskamer, een opkamer en boven de keuken een ‘hoge kamer’. Daarboven bevinden zich een spekzolder met vierentwintig zijden spek en een graanzolder.
De zoon van Barbara Mensinck, Joost van Deuthe, krijgt de havezate in 1608 als leen. Zijn bijnaam, Buth, zorgt ervoor dat Mensink ook wel het Buths- of Botshuis als naam krijgt. In de periode tussen 1639 en 1664 voeren de broers Henrick en Reiner van Deuthe verschillende processen met de heer van Borculo over hun rechten. Het betreft onder andere het jachtrecht, het erfmarkerichterschap en het collatierecht. Dat laatste is het recht om een kandidaat voor te dragen voor het ambt van pastoor of predikant.
Jacob Stellingwerf tekent Mensink aan in het begin van de achttiende eeuw als een kasteel met een poort, een hoofdvleugel, een kapel en een ronde toren. Waarschijnlijk is deze afbeelding overdreven. De havezate vervalt al in de achttiende eeuw tot een boerderij. In 1832 is het terrein weliswaar nog omgracht, maar staan er kleinere gebouwen en een huis, die in bezit zijn van Joost Bernard Solner in Lochem.
In het Gelders Archief bevinden zich drie bewijsstukken met een ‘Schets van de vrije jagtkring gelegen om en behorende bij den Huize Mensink’ in de periode van 1815 tot 1852. Het huis had toen verschillende eigenaren. Rond 1935 is de gracht gedempt en verdwijnen de laatste resten van Mensink onder de grond.
Ben Boersema, Erfgoed Gelderland, CC-BY