Mijn voorvaders Esken Huetink en Henricus Eggink kennen elkaar. Toevallig zitten ze op oudejaarsdag 1749 beiden in herberg De Zwaan in Steenderen. In september hadden ze elkaar nog getroffen in de rechtbank in Hengelo (Gld). Op zeker moment neemt hun gesprek een minder prettige wending. Volgens de stukken krijgen ze een ‘different’ (een meningsverschil). Dat heeft alles te maken met die rechtszaak.
Henricus heeft zelf ook een herberg, maar dan in Hengelo (Gld). Daarnaast heeft hij meerdere beurdersbaantjes. Zo is hij ook 'pachter van de armenoortjes'. Veel belastingheffingen werden destijds verpacht oftewel aanbesteed. Zijn bijbaan houdt in dat hij alle deuren langs gaat, de armenoortjes bij de mensen int en afdraagt aan de kerk. Dat doet hij niet alleen in Hengelo, maar ook in Steenderen. Een oortje is een munt: het woord leeft voort in de uitdrukking 'het laatste oortje versnoepen'.
Financieel kent Henricus zijn ups en downs. De laatste jaren vooral downs. Een trieste neergang. Zeker voor iemand van wie beide grootvaders destijds op de lijst van rijkste inwoners nog op plaats twee en drie prijkten.
Esken is een van de diakens van de Steenderense kerk. Het is zijn taak ervoor te zorgen dat iemand de armenoortjes int, en dat dit geld vervolgens bij de armen terecht komt.
Dit jaar heeft hij lang moeten wachten op het door Henricus opgehaalde geld. Te lang. Als zijn geduld op is, stapt Esken naar de Hengelose rechtbank en vraagt om Henricus te manen het geld snel af te dragen. Dit op straffe van een verdere rechtsgang. Henricus reageert met te zeggen dat 'hij niet onwillig is te betalen als de anderen' (de andere pachters) dat ook zullen doen. Tja.
Terug naar 31 december 1749, ’s middags zo rond half twee, in herberg De Zwaan te Steenderen. Na de gebruikelijke uitwisseling van beleefdheden moet Henricus wat van het hart. Het zit hem niet lekker. Hij voelt zich nogal in zijn kuif gepikt door de gerechtelijke stappen die Esken en zijn medediakenen hebben ondernomen en zegt tegen Esken: 'gij had dat zo sterk niet moeten zo doen'. Oftewel: moest dat nou, zo’n zwaar middel inzetten door mij voor zoiets voor het gerecht te slepen?
Esken reageert met: 'ik doe het voor de armen'.
Het blijken zijn allerlaatste woorden te zijn. Meteen daarop glijdt zijn pijp uit zijn mond en valt hij dood uit zijn stoel. Iemand heeft Esken nog vastgegrepen en tot Onze Vader gebeden. Dat hielp echter niet, want, zoals deze verklaart: 'dat (Esken) zo dood was gebleven'.
Waarschijnlijk vanwege het aan Eskens dood voorafgaande 'different' is dit gebeuren voor Justitie aanleiding enkele getuigen te horen. Gelukkig maar, want anders hadden wij dit verhaal niet gekend. Uiteraard is voorvader Henricus Eggink door de getuigen volledig vrijgepleit van eventuele doodslag.
Lees de uitgebreidere versie van dit verhaal op de blogspot van Alice Garritsen.
Bron:
Alice Garritsen, CC-BY-NC