Tot slaaf gemaakte mensen zijn ontmenselijkt tot bezit of gebruiksvoorwerp en blijven in de koloniale bronnen vaak onzichtbaar, of worden in de marge weergegeven, als getal en statistiek. In het Staring familiearchief op de Wildenborch worden enkele bijzondere documenten bewaard, waarmee 11 tot slaaf gemaakte mensen een naam krijgen.
Het betreft de inventarislijst die hoort bij de boedelveiling die plaatsvond op 18 en 19 februari 1782 plus een aparte begeleidende brief en nota door Willem Boers en Tobias Rönnenkamp, gedateerd 25 april 1782. Hieruit blijkt dat Damiaan en Sophia op het moment van hun vertrek naar Gelderland 11 mannen, vrouwen en kinderen tot hun bezit rekenden. De verkoop van deze mensen bracht in totaal ruim 2500 rijksdaalders op.
Wie waren deze 11 mensen? Het is vaak moeilijk hierop een antwoord te vinden. Tot slaaf gemaakte mensen zijn veelal alleen om administratieve redenen in de Kaapse VOC-stukken vastgelegd, als aantal en lang niet altijd met een naam, als mens. Daarnaast gebeurde veel buiten de officiële compagniecijfers om. Zeker bij slaafgemaakten in privébezit, zoals hier bij de vertrekkende equipagemeester Staring, waar ‘uit de hand’ en per veiling slaafgemaakten zijn verkocht. We zijn daarbij afhankelijk van wat toevalligerwijs bewaard gebleven is.
Soms is aanvullende informatie te vinden in de dagregisters en resoluties die door het Kaapse bestuur zijn vastgelegd. Ook zijn er testamenten en gerechtelijke stukken die een inkijkje kunnen geven in het leven van de slaafgemaakte: een akte van verkoop of juist vrijlating. Een rechtszaak of een erfenis. Een doop-, trouw- of eigendomsakte als een vrij mens. Ansiela van Bengalen en haar dochter Anna de Coningh zijn wat dat betreft sprekende voorbeelden.
Uit de documenten in het familiearchief blijkt dat onder de slaafgemaakten van Staring drie stellen of partners, waren. Trouwen mochten tot slaaf gemaakte mensen niet aan de Kaap. Zij zijn als koppel verkocht, en opvallend misschien, buiten de veiling om. Was dit om samenblijven te garanderen? Dat was namelijk niet vanzelfsprekend. De grootste kans daartoe hadden compagnieslaven, die in principe niet werden verkocht. Slaafgemaakten in private handen waren afhankelijk van de goede wil van de slavenbezitter. Was het hier de wens van Staring, of van Boers en Rönnenkamp, die de veiling en boedelverkoop regelden? Of juist van de kopers?
Achilles en Rosina zijn voor 500 rijksdaalders verkocht aan Andreas Lutgerus Kolver, de Lutherse predikant in de stad. Philis en Silvia zijn verkocht aan de nieuwe equipagemeester Justinus van Gennep. Hij betaalde 400 rijksdaalders voor de “slavenjongen ende meid”. Zij waren echter geen kinderen, maar volwassenen. ‘Jongen’ en ‘meid’ is algemeen jargon bij beschrijven van slaafgemaakten. Marin en Rosetta zijn verkocht aan Tobias Christian Rönnenkamp, Raad van Justitie en secretaris van de Weeskamer. Voor Marin betaalde hij 333 ⅓ Rijksdaalder, voor Rosetta 200 Rijksdaalers. (1)
In de Kaapse boedelinventaris staan tussen een schrijftafel en een koperen theemachine nog vijf mensen vermeld die als slaaf per veiling zijn verkocht. Het gaat om Louise van Bengalen en haar twee aan de Kaap geboren zoontjes Mentor en Spadille. Zij zijn voor 501 rijksdaalders verkocht aan Jan Coenraad Hessenbosch, ‘baas en opsigter over de metselaars en steenhouwers by het hospitaal’. Hij kocht ook de vrouw Ranise van Bengalen voor 302 rijksdaalders. Tenslotte is January van Mosambique voor 270 rijksdaalders verkocht aan een ‘man’ genaamd Munnik. (2)
De levens van de 11 mensen in eigendom van Staring blijven vooralsnog grotendeels in nevelen gehuld. Van geen van hen is bekend hoe zij in het bezit van Staring kwamen. Zijn zij bewust gekocht of vormden ze onderdeel van de inboedel bij zijn intrek in de equipagewoning? Van geen van de slaafgemaakten is een geboortejaar of -datum bekend. Van sommigen kan – onder voorbehoud – een land van herkomst worden afgeleid, zoals bij Louisa van Bengalen. Bij haar zoons wordt expliciet de vermelding ‘bijde van de Caab’ gemaakt.
Alleen in een testament van Tobias Rönnenkamp uit 1793 is mogelijk houvast gevonden voor het latere leven van een van de slaafgemaakten. Er wordt melding gemaakt van Rosetta, die dan nog in zijn bezit is. Zij wordt nu na zijn dood opnieuw verkocht. Marin wordt niet genoemd in het testament. Een voorbehoud is op zijn plaats, want het is niet zeker dat het om dezelfde Rosetta gaat, of om een andere tot slaaf gemaakte vrouw met die naam. (3)
Dit is het derde en laatste deel van een driedelig spoor over Damiaan Hugo Staring in Zuid-Afrika. Lees hier het vorige deel.
Bronnen en verder lezen:
Aschwin Drost, Scribe Diem, 2022, CC-BY-NC