Kamermuziek is muziek voor kleine enkelvoudige bezettingen en wordt gebruikelijk gespeeld in een huiskamer of een kleine concertzaal. Het genre komt voor vanaf de baroktijd (1600-1760). De directe voorloper van de Nijmeegse Stichting voor Kamermuziek (NSvK) is in 1917 opgericht.
In 1917 richtte een aantal Nijmeegse notabelen een kamermuziekvereniging op. Het eerste concert van deze vereniging (op 15 december 1917) trok tweehonderdvijftig liefhebbers naar De Vereeniging. Na de Tweede Wereldoorlog was het aantal leden echter zo afgenomen dat op 4 mei 1948 na 151 concerten tot opheffing werd besloten. De kamermuziek kon in Nijmegen echter niet gemist worden en al in 1949 richtten drie betrokken Nijmegenaren een nieuwe Nijmeegse Vereniging voor Kamermuziek op. Binnen de kortste keren schreven twee honderd leden zich bij deze vereniging aan.
In de wederopbouwtijd bleef het echter moeilijk om meer dan vierhonderd bezoekers naar een concert te trekken. Er ontstond echter een actieve cultuurpolitiek. Door het eerste naoorlogse kabinet werd het cultuurbeleid gezien als ‘een onderdeel van de maatschappelijke defensie en morele bewapening tegen het communisme’ (citaat van toenmalig staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen J. Cals). In die periode werd de basis gelegd voor een culturele infrastructuur met als belangrijkste pijlers orkesten, het theater en de opera. De NVvK kon op deze politiek meeliften. Het gemeentebestuur verklaarde in 1950 de klassieke muziek tot ‘vormend’ en bood financiële ondersteuning. Ondanks de stormachtige opkomst van de popmuziek en andere amusementsgenres, sinds de jaren zestig en zeventig, ging het met het deftige genre van de klassieke kamermuziek niet minder, maar juist steeds beter. Ook in de klassieke muziek beleefde de grammofoonplaat een bloeitijd en werden grote solisten door de plaat en de televisie wereldsterren met aantrekkingskracht op het publiek. Dat effect was vooral vanaf de jaren zeventig merkbaar. Midden jaren tachtig werden zelfs zestienhonderd abonnementen per seizoen verkocht.
In 1985 concludeerde de gemeente dat de NSvK (inmiddels een stichting geworden) zoveel eigen inkomsten verwierf dat subsidie niet meer nodig was. Om de stijgende honoraria van pianisten het hoofd te bieden, ging de NSvK op zoek naar sponsoring. Een ander gevaar vormden de ambities van de Stadsschouwburg en De Vereeniging om met gemeentegeld eigen concertseries te gaan aanbieden. Dankzij een een trouwe schare abonnees heeft de stichting zich kunnen handhaven. Geleidelijk aan heeft de overheid zich in de negentiger jaren verder teruggetrokken uit het directe cultuuraanbod en moesten ook De Vereeniging en de Stadsschouwburg op commerciële basis gaan werken, zonder financiële ondersteuning vanuit de gemeente. De Nijmeegse serie is nog steeds een internationaal fenomeen. Regelmatig worden concerten uitgezonden via NPO Radio 4. De Stichting heeft in 2019 een vast bezoekersaantal van meer dan duizend muziekliefhebbers.
Bronnen en meer informatie:
Olga Spekman, CC-BY
Kunst en cultuur
1900-1950
Nijmegen
Rijk van Nijmegen