In Weesinrichting Neerbosch speelde muziek een belangrijke rol. Hoewel de stichter Johannes van ’t Lindenhout (1836-1918) zelf niet muzikaal was aangelegd, was hij er van overtuigd dat opgroeiende mensen muziek nodig hadden.
Volgens hem zou het de kinderen opvrolijken, en daarnaast diende muziek tot meerdere glorie van God. Voor Van ’t Lindenhout stond het evangelie en het christelijke geloof in alles in de weesinrichting centraal, ook in het zingen en muziek maken. Zo kregen de wezen in het lager onderwijs (voor kinderen tot 14 jaar) zangonderwijs. Dit zangonderwijs was met de Onderwijswet van 1857 verplicht gesteld door de overheid. Voor, tussen en na de verschillende lessen werd gezongen en leerden de leerlingen noten lezen. Leerlingen konden echter ook extra muzieklessen volgen en zo bijvoorbeeld koperblaasinstrumenten of orgel leren spelen.
Muziek was dus op school belangrijk, maar ook daarbuiten was er aandacht voor. In 1870 werd er een muziekkorps opgericht en in 1875 begon muziekleraar Götz met het geven van orgellessen. Jongens die later onderwijzer wilden worden moesten verplicht orgel leren spelen, anderen die dat wilden, mochten de lessen vrijwillig volgen. Vanaf 1877 kreeg muziekleraar Götz hulp van Arie Sneep. Hij was zelf als weeskind opgegroeid in Neerbosch en werkte in de wezendrukkerij. Sneep werd al snel een enthousiaste muziekleraar en toen in de jaren 1890 de heer Götz vertrok, nam Sneep de muzieklessen en de leiding over het muziekkorps en het zangkoor over. Zo kwam hij bekend te staan als de ‘muziekdirecteur’ van Neerbosch. Sneep trok met het zang- en muziekgezelschap heel Nederland door om het Neerbosche geluid ten gehore te brengen. Deze ’Neerbosche Avonden’ zijn erg populair in Nederland en waren een goede manier om de Weesinrichting onder de aandacht te brengen én om voor de instelling te collecteren. Rond 1880 haalt het koor rond de 8000 gulden (van de benodigde 30.000 gulden) op voor de bouw van de Weezenkapel, het huidige gebouw van het Van ’t Lindenhoutmuseum. Wanneer Arie Sneep in 1911 veertig jaar werkzaam is op Neerbosch wordt er ter gelegenheid van dit jubileum een muziektent op het middenplein van de Weesinrichting gebouwd. Op zaterdagen werden hier regelmatig uitvoeringen gehouden.
In de lessen en bij de verschillende zangverenigingen werd gezongen uit de zangbundels die vanaf 1872 in de Neerbossche drukkerij gedrukt werden. Het drukken en uitgeven van liederen en muziekstukken was zo succesvol dat in 1875 een afzonderlijke muziekdrukkerij werd opgericht. In die drukkerij werden de christelijke zangbundels ‘Neerbosch’ Zangen’ uitgegeven. De gezangen daaruit werden op zondagsscholen en christelijke jeugdverenigingen gezongen. De Nederlandse predikant Carel Steven Adama Van Scheltema is voor de inhoud van de Neerbossche zangbundels belangrijk geweest. Hij raakte in de jaren 1860 onder de indruk van Amerikaanse opwekkingsliederen en introduceerde die in Nederland. Hij was degene die ze als eerste vertaalde naar het Nederlands en liet opnemen in ‘Neerbosch’ Zangen’. Zo gebruikte Adama Van Scheltema de wijs van het vierstemmige Duitse lied ‘Unterländers Heimweh’ uit 1835 als basis voor het ‘Neerbosch’ Volkslied’, en ook dit lied werd gedrukt in de eigen drukkerij.
Van 't Lindenhoutmuseum
Muziek
Onderwijs
1800-1900
Nijmegen
Rijk van Nijmegen