Arnhem en de Woningwet

Volkshuisvesting in de stad

In de negentiende eeuw was het toezicht op de volkshuisvesting overgelaten aan gemeenteraden. Sommige gemeenten stelden wel bouwverordeningen op, maar deze waren onvoldoende om de bouw van arbeiderswoningen te reguleren. De Arnhemse verordening had bijvoorbeeld alleen betrekking op de huizen langs de straten, terwijl juist op de binnenterreinen chaotische complexen van primitief uitgevoerde arbeiderswoningen verrezen.

In opdracht van Koning Willem III waren de wantoestanden in 1853 voor het eerst landelijk in kaart gebracht. Het Koninklijk Instituut van Ingenieurs (KIVI) onderzocht de toestand van de Nederlandse arbeiderswoningen. Arnhem kreeg uitvoerig aandacht en de woonomstandigheden van de arbeiders bleken er al even ongunstig als in de grote steden.

Wantoestanden

Hoewel het in 1855 uitgebrachte KIVI-rapport ernstige wantoestanden signaleerde, werd er van overheidswege nauwelijks ingegrepen. Men liet de zorg voor de volkshuisvesting over aan particuliere organisaties, zoals de uit 1851 daterende Vereeniging ten behoeve der arbeidersklasse te Amsterdam en in Arnhem de Vereeniging tot het verschaffen van geschikte woningen aan arbeiders, die in 1853 werd opgericht.

Naar de stad

In de loop van de negentiende eeuw konden deze organisaties echter de bevolkingsgroei in de steden niet bijhouden. Die groei werd bevorderd door de industrialisatie en door verschillende crises in de landbouw. De industrie trok veel mensen naar de stad, die werk in de fabrieken hoopten te vinden. In de praktijk viel dit vaak tegen, omdat de meesten volstrekt ongeschoold waren en voor het beschikbare werk vaak wel enige vakkennis vereist was. Zo kon het gebeuren dat er in Arnhem af en toe tegelijkertijd personeelsgebrek en werkloosheid waren.

Maatschappij tot Nut van 't Algemeen

In 1887 liet ook de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen een onderzoek doen naar de woonomstandigheden van de arbeiders in Nederland. De conclusies werden in 1896 gepubliceerd onder de titel Het vraagstuk der Volkshuisvesting. De belangrijkste aanbevelingen betroffen het verstrekken van goedkope leningen aan woningbouwverenigingen en het onteigenen van krotten.

Nederlandse Woningwet

Dit rapport en de Britse The Housing of the Working Classes Act uit 1890 waren van grote betekenis voor de totstandkoming van de Nederlandse Woningwet in 1901. H. Goeman Borgesius diende in 1899 een wetsontwerp in dat erop gericht was de gemeentebesturen tot krachtiger optreden te dwingen, het particulier initiatief in de volkswoningbouw aan te moedigen en allerlei belemmeringen voor plaatselijke verenigingen en particulieren weg te nemen. Financiële steun werd gekoppeld aan het naleven van voorschriften. Daarnaast was het de bedoeling het verhuren van slechte, ongezonde woningen tegen te gaan. Het wetsontwerp werd twee jaar later door het parlement aangenomen en trad op 1 augustus 1902 in werking.

J.W.C. Tellegen

Eén van de belangrijkste lobbyisten voor de Woningwet was de Arnhemse directeur van Gemeentewerken J.W.C. Tellegen. In zijn eigen stad bracht hij de nieuwe ideeën al in de jaren negentig van de negentiende eeuw in praktijk, toen de wijk Klarendal werd gesaneerd. Deze sanering omvatte de belangrijkste elementen uit het wetsvoorstel: de onteigening van krotten, de medefinanciering van een woningbouwvereniging door de overheid en het stellen van kwaliteitseisen aan de woningen. Een aantal gemeenteraadsleden richtte voor dit project in 1894 de woningbouwvereniging Openbaar Belang op.

Openbaar Belang

De Woningwet moest de woonomstandigheden verbeteren, maar werkte aanvankelijk averechts. Vanwege de hoge kwaliteitseisen in die wet stegen de bouwkosten en wilden particulieren niet meer investeren. Ook Openbaar Belang moest haar werk opgeven. In 1908 richtten enkele oud-bestuursleden van Openbaar Belang de nieuwe vereniging Volkshuisvesting op. Deze instelling kreeg een officiële toelating om volgens de nieuwe eisen woningen te bouwen. Het Rode Dorp was haar eerste project.

Deze tekst is een verkorte versie van een lemma uit het werk 'Gelderland 1900-2000' (eindredactie: Dolly Verhoeven).


Rechten

Jan Vredenberg

  • Streekgeschiedenis

  • 1800-1900

  • Arnhem

  • Landschap

  • Volkscultuur

  • Arnhem e.o.

Relevante links

Verwante verhalen

Lees meer

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

info@mijngelderland.nl

Inschrijven nieuwsbrief

mijnGelderland Sociale media

erfgoed gelderland

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

E info@mijngelderland.nl