Ria Olijslager-Ballast is geboren in 1948 in Lintvelde, een buurtschap onder Beltrum. Ze is de oudste in een gezin met zeven kinderen. Ze wist al jong dat ze het onderwijs in wilde. Daarom gaat ze niet naar de huishoudschool zoals veel andere meisjes, maar naar de ulo en later de kweekschool in Nijmegen.
“Ik ben in Beltrum naar de basisschool geweest. Die werd geleid door zusters van de orde van Boxmeer. Dat was een orde die ook het bejaardentehuis leidde en de gezinszorg. Ik ging altijd bij de buurjongen achterop de fiets, want ik kon nog niet zelf fietsen. Wij kwamen tussen de middag thuis. Wij gingen dan warm eten en daarna begon school weer. Ik ben daar één jaar naar de kleuterschool en daarna zes jaar naar de lagere school, een meisjesschool, geweest.
Toen ik in de zesde klas kwam, heb ik een test gehad. Dat was de Rorschachtest. Dat was in die tijd in de mode. Een deel bestaat uit vragen en een deel uit het bekijken van inktvlekken. Dat hebben mijn ouders toen zelf betaald, want ze hadden de vraag: ‘Waar moet onze Ria naar toe?’ De conclusie was: ik kon wel naar de MMS. Maar die was er niet in de omgeving. Het werd de ULO en daar heb ik ook nooit spijt van gehad. Ik heb daar een fijne schooltijd gehad.
Ik wist eigenlijk al heel vroeg dat ik het onderwijs in wilde. Mijn twee kleine zusjes heb ik altijd voorgelezen in bed. Ik speelde ook schooltje met hen. Mijn vader zei nog: ‘Zou je niet de N18 doen?’ Dat is een landbouw-huishoudopleiding. Daarmee kon je lerares worden aan een huishoudschool bijvoorbeeld in naaivakken of kookvakken. Papa zei: ‘Hoe leer je dan koken en naaien? Leer je dat daar helemaal niet?’ Dat zei ook Gerards vader toen hij verkering met mij kreeg. Die zei: ‘Kan die deerne wel koken?’ Nou, ik denk dat ik in mijn leven meer gekookt heb dan zijn eigen kinderen.
Ik heb dus in Nijmegen de kweekschool gedaan en ik moest daar op internaat. Ik... een meisje dat altijd de vrijheid had gekend, kwam op mijn zestiende op een internaat waar alles geregeld was. Ik kon van de slaapzaal naar school. Wij hoefden eigenlijk helemaal niet buiten te komen. Ja, een hele grote inperking van de vrijheid. Want wij zaten op internaat van maandag tot en met vrijdag en ik ging niet elke week naar huis; dat was veel te duur. Het was al heel erg mooi dat wij hebben mogen leren wat wij wilden – dat is heel uitzonderlijk. Want heel veel meisjes van mijn leeftijd die werden toch door hun ouders naar de huishoudschool gestuurd. Daar was helemaal geen keuze bij.
’s Morgens om half 8 ging de bel op de grote slaapzaal waar wij met veertig meiden lagen te slapen. Wij hadden alleen een chambrette. Dat is eigenlijk een houten hokje met een bed. Als het bed opgeklapt was, kon je zitten aan een studietafeltje. Er was ook op elke chambrette een wastafel. Om tien minuten voor acht moesten wij klaar zijn. Dan kwam de sœur en die keek of alles er keurig uitzag. Twee keer in de week ging je de heilige mis bijwonen. Om half negen was die afgelopen en dan kreeg je allemaal samen ontbijt. Daarna was er nog corvee en om negen uur begon de school. Om vijf uur ging je allemaal samen weer naar de studie. Want je moet niet vergeten: als je je akte ‘nuttige handwerken’ wilde halen, dan moesten wij zelf al onze technieken van handwerken kennen.”
Voor ‘Een nieuwe tijd! Wederopbouw in de Achterhoek’ vertellen (oud)-inwoners over opgroeien, werken en wonen in de Achterhoek in de periode 1940-1965. Dit verhaal over Ria Olijslager is geschreven door Lisanne Vroomen, op basis van een oral history-interview afgenomen door Marja Bergevoet oktober 2019. Dit verhaal is geredigeerd door Kees Huntink.
Lisanne Vroomen & Marja Bergevoet , CC-BY