Eduard Riewald (1939) is geboren en getogen in Doesburg. Hij herinnert zich de tijd dat er geen vaste verbinding was over de IJssel in Doesburg. Er was wel een schipbrug, waar je vaker niet dan wel overheen kon.
"Begin jaren vijftig werd de nieuwe brug over de IJssel geopend. Daarvoor lag er een schipbrug.
Ja, dat was me een ellende! Die brug werd de brug van de misère genoemd. Daar was altijd iets mee waardoor je er niet overheen kon. Een schipbrug is eigenlijk een aantal schepen op een rij die dwars over de IJssel lagen. Erbovenop lag een houten stellage waarover je naar de overkant kon. De brug dreef dus op het water. Het middendeel kon er uitvaren, zodat de schepen konden passeren. Je moest daarom vaak wachten tot ze voorbij waren en de brug weer intact was.
In de zomer, bij laag water, lag het middendeel van de brug zo laag dat de auto’s of de paard-en-wagens niet tegen de oever op konden komen. Ze moesten elkaar helpen trekken. In de winter, bij hoog water, lag de brug bol. Dan had je ook een probleem. In beide gevallen kon de Gelderse Tram er niet over. Die stoomtram stopte dan aan de oever in Doesburg. De passagiers stapten uit en liepen over de brug. Aan de andere over stond dan een andere tram te wachten. Die bracht de mensen verder naar Dieren. Even snel over de IJssel was er niet bij. Je moest ook tol betalen, zowel wanneer je met je schip langs wilde, als wanneer je naar de overkant wilde. Gelukkig hoefden wij er als kinderen niet vaak over. Behalve op de zondagen, want aan de overkant was een mooi veld om te voetballen. De brug was ook een hindernis voor de stadsboertjes, omdat de stadsweide aan de overkant lag en daar liepen hun koeien.
Een nieuwe vaste brug was in aanbouw en die werd geopend in 1952. Koningin Juliana kwam er voor naar Doesburg. Heel Doesburg liep uit. Wij gingen naar de Koepoortstraat. Een kennis van ons had daar een bovenhuis. We konden boven voor de openslaande ramen staan. Het zag zwart van de mensen. Alle schoolkinderen uit de Achterhoek mochten komen en op de brug staan. Natuurlijk was iedereen blij toen er een nieuwe, vaste brug gebouwd werd. Voor de Achterhoek bracht de brug verlossing: een nieuwe verbinding met de rest van het land, een nieuwe tijd. Niet alleen Doesburg, maar het hele achterland profiteerde ervan. De Achterhoekse ijzergieterijen en alle industrieën hadden veel baat bij de snelle verbinding met het westen.
Zelfs in Doesburg kwam industrie. In 1953 kreeg Doesburg een vestiging van de Verblifa (Vereenigde Blikfabrieken). Het werd meteen de grootste werkgever van Doesburg. De fabriek kon werk bieden aan vier- tot vijfhonderd mensen. In de volksmond werd deze fabriek eerst de ‘blikjesfabriek’ genoemd en later de ‘vingertjesfabriek’. De Doesburgers, blij met de werkgelegenheid, meldden zich massaal aan om daar te werken.Maar ze hadden nooit in een fabriek gewerkt en geen ervaring met machines. De fabrieken waren toen ook niet zo beveiligd. De machines rolden maar door en als je even niet oplette, of alcohol had gedronken: vingertjes eraf!"
Voor ‘Een nieuwe tijd! Wederopbouw in de Achterhoek’ vertellen (oud)-inwoners over opgroeien,
werken en wonen in de Achterhoek in de periode 1940-1965. Dit verhaal over Eduard Riewald is geschreven door Elly Holthausen, op basis van een oral history-interview afgenomen door Elly Holthausen in oktober 2019. Dit verhaal is geredigeerd door Lisanne Vroomen.
Elly Holthausen, CC-BY