De IJssel vormt met haar ligging een barrière voor het verkeer van en naar Oost-Nederland. Via veren en bruggen. Via veren en bruggen werd Oost-Nederland verbonden aan West-Nederland.
De vroegste rivierovergangen bestonden uit zogenaamde voorden. Dit zijn doorwaadbare plaatsen waar het water niet te diep was en waar gemakkelijk overgestoken kon worden. Na de bedijkingen van de grote rivieren in de dertiende eeuw, werden veel rivieren te breed of te diep om over te steken. Vaak werd een oplossing gevonden in overzetveren. Het eigendom van het veer was vaak gebonden aan het eigendom van beide oevers. Wanneer men echter maar één oever in zijn bezit had, was men eigenaar van een half veer. Door verpachting van het veer aan een veerbaas kon het gewoon functioneren. Tussen Arnhem en Zutphen zijn meer dan zes (voet)veren geweest. Die van Rheden, Dieren en Brummen zijn nog in gebruik.
Bruggen ontstonden op die punten waar druk (handels)verkeer was van (post)koetsen en karren met paarden. Een veer voldeed dan niet meer. Tussen Arnhem en Zutphen waren drie van dit soort punten: Westervoort voor het doorgaande verkeer van Arnhem naar Keulen en Emmerich, Doesburg en Zutphen. Doesburg kreeg in 1655 een schipbrug en Westervoort in 1749. Een schipbrug is een aan elkaar vastgemaakt geheel van naast elkaar liggende schepen. Van een vaste oeververbinding was nog geen sprake. In Doesburg kwam die er pas in de jaren zeventig van de vorige eeuw. In Westervoort werd in 1856 een spoorbrug geopend, gevolgd door een vaste verkeersbrug in 1901. Om het steeds drukker wordende verkeer te kanaliseren werd tussen Arnhem en Velp een tweede brug gebouwd voor de A12 vanaf Knooppunt Velperbroek richting Oberhausen. Hierdoor kwam een einde aan het voetveer van Velp/Lathum.
De IJssel in Beeld
Landschap
Streekgeschiedenis
1000-1500
Doesburg