In de bodem van Oost-Nederland komt veel ijzeroer voor van hoge kwaliteit. Om kwalitatief hoogwaardig ijzer te kunnen maken is echter meer nodig. Zoals kalksteen, wat verontreinigingen aan zich bindt en bij Winterswijk gevonden werd. Om ijzer te produceren was het verder nodig om hoogovens of ‘ijzerhutten’ te bouwen die werden gestookt met houtskool. Een andere belangrijke factor voor het vestigen van de ijzerindustrie was de waterkracht die de Oude IJssel kon leveren. Hiermee werden de blaasbalgen aangedreven die de houtskool in de hoogovens verhitten. Deze combinatie van factoren hebben bepaald dat er aan de Oude IJssel een bloeiende ijzerindustrie is ontstaan die voortleeft tot op de dag van vandaag.
In de achttiende eeuw werden verschillende ijzergieterijen in de streek opgericht. De eerste ontstond in Rekhem en werd later verplaatst naar Laag-Keppel. Hieruit ontstond de Keppelsche IJzergieterij. In Ulft werd in 1754 een gieterij opgericht, die later in handen kwam van de families Diepenbrock en Reigers. Het bedrijf werd dan ook Diepenbrock & Reigers Ulft (DRU) genoemd. Begin negentiende eeuw was er een derde ijzergieterij bijgekomen in Terborg die de tot de verbeelding sprekende naam Vulcaansoord droeg.
Aan het einde van de negentiende eeuw raakte de ijzerindustrie in de Oude IJsselstreek enigszins achterop. De oerbanken in de regio raakten uitgeput en de concurrentie vanuit het buitenland, zowel op het gebied van prijs als van kwaliteit, werd steeds groter. Zowel De Keppelsche en Vulcaansoord moderniseerden drastisch met de aanschaf van een stoommachine in 1857. Verder werd de een noviteit; de koepeloven geïntroduceerd. Deze oven werd niet op houtskool (dat ook schaarser begon te worden), maar op cokes gestookt. Bovendien kon er nu gewerkt worden met relatief goedkoop ingevoerd ruwijzer, waardoor het onnodig werd om zelf ijzer te verkrijgen uit het oer. Binnen korte tijd stapten de bedrijven een voor een over op de verwerking van ruwijzer met koepelovens en werden de hoogovens gesloten. De focus kwam te liggen op het gieten en smeden van eindproducten als pannen, roosters, strijkijzers en lantaarnpalen. DRU had tevens een emailleerafdeling. Deze bleek steeds belangrijker naarmate het bedrijf zich verder ging toeleggen op huishoudelijk geëmailleerd gietwerk.
De grote vraag uit de markt zorgde voor verdere vooruitgang binnen de sector. Tegen het einde van de 19e eeuw en in het begin van de 20e eeuw gingen Vulcaansoord en De Keppelsche over op elektrische aandrijfkracht in respectievelijk 1894 en 1900. Ook het aantal personeelsleden groeide door: in de jaren twintig waren er zo’n 700 arbeiders werkzaam bij DRU en rond de 1000 bij Vulcaansoord. Het oprichten van nieuwe gieterijen gebeurde in 1893 in Doesburg (later Gieterij Ubbink), in 1894 bij Langerak (later Vulcanus) en in 1895 in Ulft waar de gieterij van Becking en Bongers kwam te staan, die in de volksmond de naam ‘de nieuwe hut’ verwierf. Als laatste werd in 1911 ijzergieterij Lovink in Terborg opgericht.
DRU zag rond 1960 - net als andere bedrijven in de branche - de vraag naar haar producten teruglopen toen badkuipen steeds vaker van kunststof en pannen steeds vaker van staal gemaakt werden. In 1970 zou een fusie met het Tielse Daalderop en het Bredaase Etna uitkomst moeten bieden. Helaas moest ook hier gereorganiseerd worden en later werd in Ulft de keuze gemaakt om het bedrijf op te splitsen en bepaalde delen van de productie voort te zetten terwijl de gieterij gesloten werd. De afdeling verwarming werd eveneens voortgezet maar verhuisde naar Duiven. Dit bedrijf draagt nog steeds de naam DRU.
Uiteindelijk zijn er van de zeven grote ijzergieterijen in de Oude IJsselstreek nog maar drie in werking. Het belang van de ijzergieterijen kan echter niet onderschat worden: ze hebben een groot aantal aanverwante bedrijven in de ijzerindustrie achtergelaten die het wel overleefd hebben. DRU heeft echter nog meer achtergelaten. Het IJzermuseum met daarin de geschiedenis van de industrie heeft zich gevestigd in een voormalig DRU pand. Ook het culturele leven heeft zijn intrek genomen in het oude complex. Onder de naam van de DRU cultuurfabriek staat de ijzerproductie niet langer centraal, maar is het muziek, theater en lekker eten wat daar nu de toon slaat.
Gemaakt in Gelderland
Industrie
1800-1900
Oude IJsselstreek
Achterhoek
Het Verhaal van Gelderland