Sinds de bedijking is het rivierengebied geteisterd door honderden overstromingen, de ene ernstiger dan de andere. Er bestaan verslagen van de grotere rampen. Die werden gebruikt om in de steden of in het westen van het land geld in te zamelen voor noodhulp en wederopbouw.
Deze tekst maakt onderdeel uit van de special Verbeelding van de Waal, De Waal als natuurlijke en beteugelde rivier, thema Waterwolf de Waal.
Over de watersnood van 1855 in het Land van Maas en Waal verscheen het boekje ‘Korte beschrijving van den Watersnood in Maas en Waal’.
De winter van 1854 – 1855 was streng. Na maanden van vorst, trad eind februari de dooi in. Dit ging gepaard met veel neerslag stroomopwaarts. Dat veroorzaakte een hoogwatergolf die vanuit Duitsland naar Nederland kwam. Krantenberichten spraken al over dijkdoorbraken in Bislich en Xanten. Dat maakte dat men langs de Waal zeer bevreesd was voor het ‘losgaan’ van de rivier. Op 4 maart was het zover: Het ijs op de Waal werd door het klimmende water losgescheurd en raakte in beweging.
In eerste instantie dreef het ijs goed door, maar om tien uur ’s avonds ontstond een ijsdam iets stroomafwaarts van Dreumel. Opstuwing van rivierwater was het gevolg. Op de Waaldijk stonden toen nog woningen, daar gebouwd vanwege de veilige hoogte. De geblokkeerde ijsmassa’s werden tegen deze huizen gedrukt die daardoor beschadigd raakten of geheel instortten. Men hoopte dat door de wateropstuwing de ijsdam weer zou breken, maar dat gebeurde niet. In allerijl moesten dijkwerkers de al op de dijk aangebrachte bekisting verder versterken en mollengangen in de dijk met stro dichtstoppen.
Het water bleef verder stijgen. Om een uur ’s nachts liep het water over de bekisting heen en iets later werd de bekisting zelf door het ijs weggedrukt. Over een lengte van 400 meter liep het water een meter over de dijk. Het gebulder van het vallende water en ijs was tot ver te horen. Gelukkig bleef een echte dijkdoorbraak nog uit. Dat heeft waarschijnlijk het leven van vele mensen en dieren gered. Veel bewoners hadden inmiddels met hun vee, huisraad en wagens naar de dijk kunnen vluchten. Op de dijk bij Dreumel verbleven zo’n duizend mensen en nog veel meer dieren in de bittere kou. Het leek alsof de dijk ‘in een veestal was herschapen’.
De volgende morgen brak de dijk tussen Heerewaarden en Dreumel. Alle huizen die hier stonden werden met de stroom meegenomen. Weer een dag later ontstond er een tweede breuk iets verder noordwaarts. Mensen die te laat naar de dijk waren gevlucht, zaten op de daken van boerderijen of steenfabrieken. Dat was gevaarlijk, omdat gebouwen werden weggespoeld door het water of weggedrukt door het opdringende ijs. Een boerderij, met vijf bewoners op het dak, stortte in onder de ijsdruk. Niet alleen de bewoners, ook de buurman om die hen probeerde te redden, kwamen om het leven.
Uiteindelijk overstroomde vanuit deze gaten een groot deel van het Land van Maas en Waal. Op 8 maart bracht koning Willem III een bezoek aan Dreumel. Hij beloofde hulp en bijstand. Net als het bezoek van Lodewijk Napoleon, vijftig jaar eerder, maakte hem dat populair bij de bewoners van het rivierengebied. ‘Dank God die aan Nederland zulk een Koning gegeven heeft’, zegt de schrijver van het boekje over de overstroming. Nog altijd herinnert een gedenkteken op de Waaldijk bij Dreumel aan het koninklijke bezoek.
Vervolg: Een golf van liefdadigheid
Overland, in opdracht van De Bastei, Nijmegen, CC-BY-NC
Verbeelding van de Waal
Landschap
1800-1900
West Maas en Waal
Rivierengebied