Vanaf half jaren 60 tot in de jaren 90 het middelpunt voor de Tielse popmuziekminnende jeugd. Je ging kijken of de nieuwste platen al in de winkel lagen. Soms zelfs meerdere keren per week. Je kon er ook je favoriete muziek beluisteren. Maar het was een winkel, dus het was wel de bedoeling dat je er wat kocht. Radio- en grammofoonplatenzaak Gebr. Hendrich was een begrip. Vanaf 1967 stond Thieu Hendrich (1945) in de winkel.
“Ik zei: 'dat is helemaal niks voor mij. Ik begin daar niet aan'. Ik ben a-technisch, maar ik moest radio's verkopen en ook tv's. Mijn broer Frits zou het doen, maar die ging naar het conservatorium. Mijn tantes hadden voor de oorlog ook in de winkel geholpen. Zij verkochten bladmuziek en muziekinstrumenten. Zij waren op het conservatorium geweest en konden dus ook van bladmuziek voorspelen. Zij zeiden: ‘Jij moet in die winkel; die mag niet dicht.’ Maar ik wilde etaleur worden.”
“Mijn opa begon de winkel in de Vleesstraat, in 1906. Dat was toen een belangrijke winkelstraat. Het ging zo goed, dat ze een pandje in de Waterstraat konden kopen. Waar nu de Primera zit, daarvoor Van der Ham. Toen zeiden ze: ‘Als jullie eens in de hoek gaan zitten met dat grote pand.’ Mijn opa ging akkoord.”
“In 1967 ging ik dus in de winkel werken. Iedere dag kwamen er vertegenwoordigers met grote koffers hun platen aanprijzen. Ik stond erbij, maar lette goed op. Het werd steeds meer popmuziek. Op het laatst zei mijn vader: "Beslis jij maar, want ik weet het niet. Ik bemoei me er niet meer mee."
“De Top 40 speelde een grote rol. Ik kreeg die blaadjes op woensdag. De kinderen kwamen uit school, hup, meteen de Top 40 halen. Dat ging aan de lopende band. Mijn oom was heel handig. Die maakte een mooi schap zodat die singles goed konden staan. Van 1 tot 40. ‘Doe mij maar nummer 10.’ Fantastisch.”
“We hadden een luisterbar. Dan konden mensen muziek luisteren met een koptelefoon. Dat waren net douchekoppen. Voor langspeelplaten moesten ze vragen de naald verder te zetten.
Ik had één luistercabine voor mensen die rustig wilden luisteren. Maar de schooljeugd wilde daar ook in. Dan gingen ze er met zijn achten in zitten roken. Dat kon eigenlijk niet, maar ik dacht: ‘Laat maar zitten. Ik heb er geen last van.’
Heel veel kwamen wel luisteren maar niet kopen. Die hadden geen geld. Dan zei ik: ‘Nog één liedje dan.’ Dat begrepen ze wel. Later kwamen ze dan wel eens een plaat kopen, maar niet zo vaak.”
“Ik zette ook weleens advertenties. Dan kreeg ik een leuke aanbieding van een platenmaatschappij, maar dan moest ik er wel veel van afnemen. Zoals Woodstock. Een triple LP! De film draaide in de bioscoop, het Luxor Theater, schuin tegenover ons. In de pauze kon ik de muziek daar draaien. Die LP was hartstikke duur natuurlijk, drie LP’s, maar die liep als een trein.”
“Het logo van de platenzakjes heb ik zelf gemaakt, de letters zelf getekend. Die zakjes bestelde ik bij een Belgische firma.”
“We hadden een breed publiek. Ook veel klassieke klanten. Ik zorgde dat ik op alle gebieden muziek had. Dus zowel moderne klassieke muziek als oude muziek. En Jazz. Daar was niet zoveel belangstelling voor, maar ik wilde het toch hebben. Popmuziek verkocht het best. Niet alleen Top 40. Ook LP’s waar helemaal geen singles van zijn.”
“De LP ‘Electric Ladyland’ van Jimi Hendrix mocht van mijn vader niet in de etalage. Er stonden blote dames op de hoes. Die kon je niet in het openbaar tonen. Maar ik deed het toch. Een jongen kwam die plaat luisteren. Hij vond hem fantastisch. Hij had gespaard en hij kocht hem. Maar hij zei: ‘Ik durf met die hoes niet thuis te komen. Heb je niet iets waar ik die plaat in kan doen?’ Ik had wat hoezen die ik als reclamemateriaal had gekregen. Daar heb ik die plaat in gedaan.”
“Later kwam de musicassette en daarna, in 1982, de CD. De vertegenwoordiger zei: ‘Geen tik meer. Het is glashelder geluid. Blijft altijd goed.’ Die CD’s waren erg duur, 42 gulden. Later werden ze goedkoper, toen verkocht ik er veel.”
“Het ging langzaamaan slechter met de winkel. Iedereen ging zelf muziek downloaden. Het enthousiasme om te komen luisteren was ook helemaal weg. Ik dacht ‘morgen zal het wel beter zijn, of volgende week.’ Maar de boekhouder zei: ‘Je kunt het beste stoppen. Dan ga je niet failliet.’ 31 mei 2003 was het afgelopen.”
Regionaal Archief Rivierenland, CC-BY-SA
Sprekende Herinneringen
Muziek
1950-2000
Tiel