Sonsbeek 71, onder leiding van Stedelijk Museum-conservator Wim Beeren, luidde een nieuw tijdperk in. ‘Sonsbeek buiten de perken‘ confronteerde het publiek met minimal art, land art en conceptuele kunst. Van Maastricht via Klazienaveen naar Schiermonnikoog stonden kunstwerken opgebouwd, die door middel van telex en telefoon met elkaar en met het hart van de tentoonstelling, Sonsbeek, in verbinding stonden. In Sonsbeek baarde de elf meter hoge troffel van Claes Oldenburg opzien. De bezoekers bleven echter grotendeels weg.
In Arnhem gingen de jaren zestig ook niet onopgemerkt voorbij. Democratisering was in. Door meer inkomen, luxe en vrije tijd ontstond een jeugdcultuur. Protesten tegen de NATO Taptoe zwollen aan, de eerste popbands speelden in de Stokvishal en in jongerensociëteit Tudepi. Jongerencentrum Willem I opende zijn deuren en in 1970 kwam de Witte Lijst met een zetel in de raad. Vier jaar benadrukte ‘kabouter’ Willem van Haeren in het “marmeren kitsch-paleis van de gevestigde orde” (het stadhuis) dat veel groen, veel lief en veel gratis de basis vormden voor een harmonieus leven.
Arnhemse bands als Long Tall Ernie and The Shakers en Hank the Knife scoorden nummer 1 hits, maar speelden allerminst vernieuwende muziek, integendeel: het was retro-rock ’n roll. In de toneelwereld worstelde Toneelgroep Theater (sinds 2000 Oostpool) met het mengen van het nieuwe en het traditionele. Tegelijkertijd werd een poging gedaan om een groter publiek naar de schouwburg te trekken. Het Gelders Orkest (vanaf 2020 Phion) bleef in die jaren het standaardrepertoire trouw. De grootste vernieuwing in de traditionele kunstsector kwam van de nieuwe dansgroep Introdans, die internationaal furore maakte.
Beeldende kunst in Arnhem was meer dan de Sonsbeektentoonstellingen die vanaf 1949 werden gehouden. Het negentiende-eeuwse Kunstoefening werd de twintigste-eeuwse Kunstacademie. Met de modeafdeling in de jaren ’50 en een nieuw gebouw, een ontwerp van Gerrit Rietveld, kreeg Arnhem naam als kunststad. De Arnhemse beeldende kunstenaars spraken niet alleen lovend over de Sonsbeekexposities. Volgens hen verdoezelde de geldverspillende Sonsbeektentoonstellingen verdoezelden een falend gemeentelijk cultuurbeleid met een groot tekort aan expositieruimte en ateliers.
Pas in 1979 kregen zij met de Gele Rijder een eigen expositieruimte en sinds 1988 kwam er subsidie voor Stichting Atelierbeheer SLAK. In tegenstelling daarmee oogsten enkele couturiers van de Kunstacademie (sinds 2002 ArtEZ), met boegbeelden als Viktor & Rolf en de merken G-Sus en Chasin’ internationale lof en bijbehorende inkomsten.
Een radicaal politiek tegengeluid in Arnhem kwam vooral door de acties tegen de leegstand en verkrotting. In Klarendal brak een kleine volksopstand uit met brandstichting en relletjes. Hotel Bosch zou vanaf 1978 uitgroeien tot krakersbolwerk en broedplaats van menige buitenparlementaire. Inmiddels is de beroemde muurschildering aan de hotelgevel verdwenen en spreken we vanaf 2017 van horeca- en cultuurcentrum ‘Café Bosch’. Klarendal en de modewereld kregen beiden in 2006 met de oprichting van het ‘Modekwartier’ een geweldige injectie.
In de tiende Sonsbeektentoonstelling in 2008 werden de beelden in processie door Arnhemmers naar hun plek gebracht. Vervolgtentoonstellingen in 2016 en 2020 trokken niet zo’n groot publiek als deze ’grandeur’ van conservator Anna Tilroe.
Luxor Live vaagde de nostalgische herinnering aan de Stokvishal een beetje weg en artiesten van wereldnaam vonden hun weg naar de Gelredome. De Modebiënnale, die door gemeente en bedrijfsleven werd ondersteund, mocht zich ook verheugen in een plek op het mondiale fashiontoneel. De burgerstad Arnhem leek iedereen weer binnenboord te hebben gekregen, maar 100 miljoen euro voor de bouw van een nieuw cultuurcomplex haalde in 2021 geen politieke meerderheid. De hooggeprezen gezelschappen Introdans en Oostpool kregen, toch teleurgesteld, de helft van dit bedrag om hun verouderde accommodaties aan de Vijfzinnenstraat en Nieuwstraat op te knappen.
Een van de helden van de protestgeneratie was de Arnhemmer Johnny van Doorn (1945-1991) annex Johnny de Selfkicker, de eerste Nederlandse podiumdichter. Zijn optredens waren choquerend, hij bracht onder invloed van alcohol en drugs het gedicht terug naar harde geluiden, die leken op woordacrobatiek. In 1962 ruilde hij het in zijn ogen zo bekrompen Arnhem in voor Amsterdam en daar rees zijn ster. Arnhem eert hem met het Johnny van Doornplein, de plek waar ooit Johnny met zijn uitbarstingen van woede, hysterie, neurose en frustraties (selfkick) het winkelpubliek de stuipen op het lijf joeg. De tweejaarlijkse Johnny van Doornprijs die in 1993 werd ingesteld, leek na 2012 te zijn verdwenen. Dankzij crowdfunding werd deze in november 2021 als ‘De Johnny’ nieuw leven ingeroepen.
Dit is een venster uit de Canon van Arnhem
Vorige vensterVolgende venster
Jan de Vries, CC-BY-NC